Lees verder
De ambitieuze Green Deal van de nieuwe Europese Commissie is gericht op een schonere, circulaire toekomst voor Europa. Welke bijdrage kan de biobased industrie daaraan leveren? Hoe zijn de regio’s daar beter bij te betrekken? En hoe gaan we in de toekomst in Europa om met biowaste (afval- en reststromen)?
Pierre Gielen

Het Bio-Based Industries Consortium voerde de afgelopen tijd onderzoeken uit naar deze onderwerpen en presenteerde de eerste uitkomsten tijdens een drukbezochte conferentie voor BIC-leden en EU- en nationale beleidsmakers op 12 februari in Brussel.

Groeistrategie

De transformatie van productie en consumptie in Europe staat centraal in de Green Deal van de Commissie Von der Leyen. Europa moet circulair en klimaatneutraal worden en daarmee een lichtend voorbeeld zijn voor de rest van de wereld. Het vereist een mega-operatie, een “moonshot” achtig programma met een omvang van € 1 biljoen, deels op te brengen door de industrie.

Daaraan gekoppeld zijn een nieuwe groeistrategie en een klimaatwet die moet borgen dat economische groei niet gelijk staat aan een groeiend grondstoffengebruik. Circulariteit is dan ook het sleutelwoord. Het moet zorgen voor het behoud en herstel van het ecosysteem en de biodiversiteit, voor een gezond en duurzaam voedselsysteem en voor een eerlijke verdeling van de welvaart over de regio’s. Daarmee sluit de Green Deal goed aan bij de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN.

Kansen voor biobased

Maya Doneva, Managing Director bij FTI Consulting, gaf een overzicht van de Green Deal van de EU en de implicaties daarvan voor de biobased sector. Zij benadrukte de kansen voor de biobased sectoren op het gebied van (biologisch afbreekbare) biobased plastics, materialen en textiel, duurzame landbouw die de consumptie van plantaardige eiwitten stimuleert en minder afhankelijk is van kunstmest en pesticiden, de productie van biobrandstoffen en een betere toegankelijkheid van financiering voor innovaties opschalen en vermarkten. Het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en innovatie van Horizon Europa (opvolger van Horizon 2020) moet hier een belangrijke bijdrage aan leveren.

Catherine Bowyer, Senior Policy Analyst bij het Institute for European Environmental Policy (IEEP) besprak de gezamenlijke studie tussen BIC en IEEP in de bijdrage die de biobased industrie kan leveren aan de SDG’s. Zij zei: “Er moeten betrouwbare methoden worden ontwikkeld om zowel de positieve als negatieve consequenties van toekomstige projecten te kunnen beoordelen voor het behalen van de SDG’s.” De minimale eis voor nieuwe projecten is dat deze geen schade (“no harm”) toebrengen. “No harm betekent echter niet business as usual, het uitgangspunt is nog steeds dat bedrijven een positieve bijdrage leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen.” Het is een voorwaarde om investeringen en subsidies effectief te kunnen inzetten. Daarvoor moeten concrete economische, sociale, milieu en horizontale indicatoren worden vastgesteld, evenals een nullijn. Komend voorjaar organiseren IEEP en BIC een expert-workshop om daarop in te gaan met inbrengt vanuit de biobased industrie.

Beleidsmakers hebben niet alle antwoorden

Ook Pavel Misiga, hoofd van de eenheid Circular Economy & Biobased Systems van het Europese Directoraat-Generaal voor Research & Innovatie (DG RTD), benadrukte hoe belangrijk het is dat de industrie hierover meepraat, omdat de Europese Commissie weliswaar de doelstellingen en daarmee de vragen kan vaststellen, maar niet zelf de antwoorden kan geven. “Neem bioraffinaderijen: de duurzaamheid van de verschillende projecten op dit gebied loopt sterk uiteen. Sommige zijn minder duurzaam dan de huidige fossiele oplossingen, dus we zullen selectief moeten zijn in welke projecten we ondersteunen.”

Volgens Jarle Wikeby, Senior Projectdirector van de Noorse bioraffinaderij Borregaard hangt het toekomstige succes van biobased producten niet alleen af van investeringen: “We moeten vooral de commercialisering versnellen. Onze klanten hebben de juiste incentives nodig om om te schakelen naar biobased, want de fossiele chemicaliën die ze nu gebruiken, voldoen in hun ogen ook.”

De aandacht moet volgens Fabio Sagnelli, programmamanager van Novamont, niet alleen uitgaan naar hernieuwbare grondstoffen, maar vooral ook naar end-of-life oplossingen, reeds vanaf de ontwerpfase van een product. “Bovendien is er kritische massa nodig om de biobased economie echt van de grond te tillen. Dat kan de industrie niet alleen; daar is de hele keten bij nodig.”

Bio-afval

In een volledig circulaire economie is een product aan het eind van zijn levenscyclus geen afval, maar de grondstof voor nieuwe producten. Op die manier ontstaat een afvalloze samenleving.

Als het om de biobased industrie gaat, is er specifieke belangstelling voor bio-afval als mogelijke grondstof. Het recent gereviseerde artikel 22 van het Europese Waste Framework Directive (WFD) stelt per 1 januari 2024 de gescheiden inzameling en recycling van bio-afval verplicht. Ook moeten de lidstaten maatregelen nemen om de recycling (inclusief compostering en vergisting) van bio-afval te stimuleren en het gebruik van materialen die zijn geproduceerd uit bio-afval te bevorderen. Er zouden bovendien Europese standaards komen voor de verwerking van compost en digestaat.

Een uitdaging hierbij is dat de gescheiden inzameling van bio-afval in Europese landen zeer verschillend is geregeld. Dat blijkt uit een onderzoek dat BIC samen met Zero Waste Europe (ZWE) uitvoerde. Enzo Favoino, voorzitter van het wetenschappelijk committee van ZWE presenteerde tijdens de BIC-conferentie de eerste resultaten.

Grote verschillen

Doordat de regels per land en soms zelfs per regio of gemeente uiteenlopen, zijn er grote verschillen in de hoeveelheden en de kwaliteit van het ingezamelde bio-afval. Ook de effectiviteit van de inzameling loopt uiteen. Zo wordt er Europa jaarlijks gemiddeld 116,7 kg per persoon aan voedselresten ingezameld. Griekenland, Spanje en Italië zitten (ver) boven dat gemiddelde, Nederland en België zitten er ver onder. Er is dus veel ruimte voor verbetering, concludeert Favoino, ook in landen die al een inzameltraditie hebben.

Sommige bedrijven nemen spontaan het voortouw. Marcello Somma, hoofd R&D en Business Development van Fater (producent van merken als Pampers, Tampax en Always) zegt dat er in zijn onderneming tegenwoordig vaker investeringen naar de ontwikkeling van end-of-life toepassingen gaan, dan naar productvernieuwing. Fater beschikt inmiddels over een eigen recylingfabriek.

Antonio Bisignano, hoofd Logistiek en Contract Management van de afvalinzamelaar AMSA, verantwoordelijk voor het ophalen van afval in Milaan, vertelde over de manier waarop in deze stad met bio-afval wordt omgegaan. Door afbreekbare afvalzakken uit te delen en het afval deur aan deur op te halen, wordt het mensen gemakkelijk gemaakt om afval te scheiden. Dat werpt vruchten af: de effectiviteit van de inzameling in Milaan is momenteel 63%, met slechts zo’n 7% verontreinigingen.

Volgens Mindaugas Maciulevičius, rapporteur EU Bioeconomy Strategy van het European Economic & Social Committee (EESC) is een succesvolle inzameling ook te stimuleren door de nadruk niet te leggen op boetes bij overtreding, maar op positieve kanten: minder methaan-uitstoot en minder vervuiling van de oceanen. Plus het feit dat gescheiden inzameling voor de consument de laagste kosten oplevert van alle afval-inzamelsystemen.

Het rapport van BIC en Zero Waste Europe verschijnt naar verwachting in maart 2020.

Regio’s en biobased industrie verbinden

Een derde onderwerp tijdens de conferentie was de introductie van het nieuwe digitale partnering platform voor de regio’s. Ben Kennard, manager Communicatie en Stakeholder-relaties van het Bio-based Industries Consortium, presenteerde het plaform dat regio’s en de industrie in staat om mogelijkheden tot samenwerking te verkennen. Industrieleden van BIC kunnen er regio’s identificeren die kansen bieden voor investeringen in de bioeconomie, doordat ze bijvoorbeeld voldoende aanbod van feedstocks hebben of doordat ze investeerders financiële voordelen bieden. Regio’s kunnen via het platform industrieparners opzoeken die aansluiten bij de doelstellingen in hun bioeconomie- of smart specialisation-strategie,

Het platform wordt naar verwachting officieel geïntroduceerd in maart, tijdens een gezamenlijk event van BIC en het Europese Comité van de Regio’s. Op dit onderwerp komen we binnenkort terug in Agro&Chemie.

Toekomst

Het partnering platform, maar ook de onderzoeken die de revu passeerden, zijn het resultaat van de vele studies en activiteiten die BIC de laatste jaren heeft gestart. “We zien we het als onze taak om de stakeholders samen te brengen”, zei Mat Quadvlieg, voorzitter van BIC, in zijn slotwoord. “Uiteindelijk helpen we hiermee onze leden om zich beter voor te bereiden op de toekomst en de industrie om zich verder te ontwikkelen.”

Dit artikel werd mogelijk gemaakt in samenwerking met het Bio-Based Industries Consortium.