Lees verder
Een transitie naar een biobased/circulaire economie vereist een pro-actieve en faciliterende houding van de publieke sector. Dat geldt ook - of zelfs juist - voor de regionale overheid. De Provincie Limburg heeft gekozen om een bepalende rol te spelen waarbij het de lat hoog heeft gelegd: een internationale koppositie in duurzamere chemie en materialen.
Lucien Joppen

In 2012, op de kop af vijf jaar geleden, ondertekenden een aantal partijen – de Provincie Limburg, Greenport Venlo, de Universiteit Maastricht en Chemelot met ondersteuning van Industriebank LIOF – een intentieverklaring. De ondertekening vormde de aftrap van een ‘wedstrijd’ om Limburg te katapulteren tot een Europese topregio in de biobased economy.  Twee jaar later, tijdens de landelijke netwerkbijeenkomst Biobased Economy in Venlo, werd Source B. voorgesteld. Een netwerkorganisatie die de afzonderlijke partijen in het bedrijfsleven en kennisveld bij elkaar moet brengen. Met als speerpunten inhoudsstoffen en reststromen uit biomassa uit de primaire sector en nieuwe materialen op basis van groene bouwstenen. Belangrijk daarbij is dat de gehele waardeketen wordt betrokken: van gewas tot eindproduct. Aan tafel zitten Emmo Meijer, onder meer boegbeeld van Source B. en van de Topsector Chemie, en Twan Beurskens, gedeputeerde Economie en Kennisinfrastructuur. Beide heren kijken terug en vooruit op de ‘ontdekkingsreis’ van de provincie naar de economie van de toekomst.

Dhr. Beurskens, waarom heeft de Provincie Limburg gekozen om mee te gaan spelen in de race om een ‘biobased’ koppositie in chemie/materialen?

‘Daarvoor moet ik even terugschakelen naar het hoogtepunt van de crisis, in 2012. In dat jaar voelde Nederland en ook Limburg maar al te goed de impact van de kwakkelende economie. Zo schommelde de werkloosheid in Limburg rond de 8 procent. We stonden als provincie voor een fundamentele keuze: hoe gaan we onze middelen inzetten om een toekomstbestendige werk- en leefomgeving te bouwen? Er waren verschillende stromingen: de een stelde voor om de maakindustrie op te geven en te kiezen voor een combinatie van leisure en zakelijke dienstverlening. Ik was zelf meer gecharmeerd van het versterken van de maakindustrie door verzwaard in te zetten op innovatie. Op prijs kunnen we in Nederland moeilijk concurreren met andere landen/regio’s. Vandaar dat bedrijven in toenemende mate nieuwe processen en/of producten moeten ontwikkelen om relevant te zijn op de markt en om meerwaarde te realiseren. Blijf je hetzelfde doen, dan komt je uiteindelijk in een situatie waarin prijs de concurrentiefactor is. Biobased/circulaire concepten bieden uitzichten op nieuwe materialen en verdienmodellen waarmee bedrijven zich kunnen onderscheiden. In Limburg heeft een sterk chemiecluster en een actieve primaire sector. We zijn dus goed voorgesorteerd om hier een leidende rol in te spelen.’

Een zo ingrijpende transitie als de (gedeeltelijke) overgang van fossiel naar hernieuwbaar komt echter niet uit de lucht vallen. In de praktijk blijkt dat veel business cases markttechnisch of technologisch nog niet van de grond komen.

(Emmo Meijer) ‘Je kunt ook niet verwachten dat in een tijdsbestek van 5 tot 10 jaar het bedje al gespreid is. Zulke transitietrajecten vergen decennia. Ik heb zelf aan den lijve – onder meer bij DSM – ervaren wat de looptijd is van grootschalige bewegingen, bijvoorbeeld de koerswijziging van pure chemie naar een hybride bedrijfsmodel met biotechnologie. Hoe ook zij, de punten op de horizon zijn duidelijk, tenminste waar het gaat om doelstellingen om onze maatschappij en economie te verduurzamen. Concreet voor de chemie betekent dit dat in biomassa in 2030 15 procent (en gerecycleerde grondstoffen 10 procent, red.) van de feedstock in beslag moet nemen. We zitten nu in een verkennende fase waarin nog niet duidelijk is hoe we bovengenoemde doelstellingen gaan halen. Het is meer een tombola, waarbij de komende jaren steeds meer uit zal kristalliseren. Dat geldt ook voor de projectenportfolio die in Limburg op gebied van chemie en materialen is opgebouwd.’

Kunt u al een tussentijdse evaluatie geven van de lopende projecten. Zitten er al winners tussen?

(Meijer) ‘Daar wil ik mijn vingers in dit stadium nog niet aan branden. Wat vast staat, is dat in korte tijd een indrukwekkende portfolio is opgebouwd met ettelijke tientallen miljoenen euro’s aan projectwaarde. Omdat de projecten zich bevinden in uiteenlopende TRL’s wil en kan ik geen voorspellingen doen. Zoals gebruikelijk zal een deel het niet gaan halen. In de komende jaren zal de mist meer en meer optrekken en kunnen we meer focus aanbrengen. Dit is ook een natuurlijk proces, waarbij sommige projecten zullen stranden op markttechnische of technologische hordes en andere de weg naar de markt zullen vinden. We moeten het belang van biobased ook relativeren en ook niet groter maken dan het is of kan worden. De chemie en maakindustrie zal voor het grootste deel blijven leunen op fossiele grondstoffen. Biobased is wel een belangrijk puzzelstuk in de verduurzaming van deze sectoren, maar wel in combinatie met andere benaderingen. Daarbij zal de fossiele CO2 zo veel mogelijk in een gesloten kringloop moeten worden gehouden en kan de benodigde energie voor deze processen worden ontkoppeld van fossiel en volledig “renewable” worden.’

Dhr. Beurskens, de Provincie Limburg heeft de afgelopen jaren behoorlijk geïnvesteerd in het faciliteren van ontwikkelingen in een viertal Limburgse topsectoren (chemie/materialen, life science, agrifood, big data/smart services), waaronder chemie en materialen. Heeft u ook het geduld van dhr. Meijer?

‘Ja, we zien het als langetermijn-investeringen die lopen over een periode van tien jaar. De provincie heeft een zeer actieve rol genomen om financieel en “in kind” bovengenoemde sectoren te faciliteren. We hebben bijvoorbeeld industrieterreinen en campusgebouwen gefinancierd. Het gaat echter niet alleen om euro’s, maar ook om een effectief ambtenarenapparaat die zich pro-actief en dienstbaar op moet stellen richting de stake- holders in het transitieproces. Daar zijn we de afgelopen jaren goed in geslaagd. We willen als Provincie niet de precieze marsroute bepalen. Dat doen de bedrijven en kennisinstellingen zelf. Daarbij gaan we niet gelijk afrekenen. Natuurlijk verwachten we dat onze investeringen worden vertaald in zaken als economische groei, minder krimp en een leefbare omgeving in Limburg. In deze fase zijn we echter nog druk bezig om het ecosysteem in te vullen. Feit is dat de afgelopen jaren al de nodige piketpaaltjes zijn geslagen, met de oprichting van de Brightlands Campus-organisatie, de opening van Center Court op Chemelot en de vele publiek-private onderzoeksprogramma’s, bijvoorbeeld een InSciTe. Doordat de publieke sector heeft geïnvesteerd, zien we ook dat bedrijven actiever zijn geworden op dit gebied. Geen enkel relevant bedrijf heeft sinds het uitbreken van de crisis zijn biezen gepakt. Sterker, de meeste ondernemingen investeren weer en er komen veel nieuwe bedrijven bij. In 2016 is in Limburg 90 hectare aan bedrijventerreinen ontwikkeld. Daarmee zijn we in Nederland koploper. Ook op gebied van werkgelegenheid en krimp boeken we goede resultaten.’

Dhr. Meijer, is een publiek-private constructie een absolute voorwaarde om de biobased transitie vorm te geven?

‘Ik ben overtuigd van de effectiviteit van een triple helix benadering. Het gaat vaak om nieuwe waardeketens voor veelal MKB-bedrijven en nieuwe kennis die ontwikkeld moet worden. Daar is steun voor nodig vanuit de publieke sector. Dat is niet alleen een kwestie van risico’s delen, maar ook het verwerven van kennis en inzichten vanuit de onderwijs- en onderzoekswereld. We hebben de afgelopen jaren hard gewerkt om dit ecosysteem te bouwen, met de Brightlands Campus-organisatie als ruggengraat die de topsectoren met elkaar verbindt. In geval van biobased zijn dat Chemelot en Greenport Venlo. We zien nu ook dat deze initiatieven het nodige losmaken in het MKB. Zo is in korte tijd in de Greenport-regio voor miljoenen euro’s aan projectwaarde gerealiseerd, waarbij de helft door MKB-ondernemers is geïnvesteerd. Een mooi voorbeeld is het bioraffinage-initiatief (Bio Treat Center), red.). Het illustreert dat ondernemingszin in de provincie niet voorbehouden is aan de grotere spelers. Het zijn juist ook MKB-bedrijven in de primaire sector en de maakindustrie die willen investeren in deze nieuwe innovaties. Maar daarvoor is, zoals ik eerder aangaf, een ecosysteem nodig waarin ze kunnen floreren en dat is het geval in Limburg. Daar zijn we in Nederland uniek in.’ Â