Lees verder
De chemie in Noordoost-Nederland maakt goede vorderingen op gebied van verduurzaming van producten en processen. Dat stelt Rein Willems (ex-topman van Shell Nederland) die nauw betrokken was bij de strategische plannen die voor de haven Rotterdam en de Eemsdelta (Chemport Europe) zijn opgesteld.
Redactie / Farmsum

Voor beide chemieclusters is de marsroute gebaseerd op twee sporen: een verduurzaming/kostenreductie op gebied van bestaande processen en het investeren in activiteiten op gebied van hernieuwbare grondstoffen. In Noordoost-Nederland heeft dit onder meer geleid tot Chemport Europe dat in april het levenslicht zag. Willems: ‘In Noordoost-Nederland, om precies te zijn in Delfzijl, zijn goede vorderingen gemaakt. Dat geldt vooral voor de wijze waarop de bedrijven de kosten voor utilities delen. Dit heeft weer geleid tot kostenbesparingen die deels worden ingezet om te investeren in nieuwe bedrijvigheid. Een goed voorbeeld is een bioraffinaderij die AkzoNobel, Avantium, Chemport Europe, RWE en Staatsbosbeheer willen bouwen.’

Biostoom

Het opzetten van een infrastructuur voor stoom op basis van biomassa is een ander initiatief. Daarmee heeft AkzoNobel, dat samenwerkt met Eneco, gelijk 1/10 van haar energieverbruik in Nederland vergroend. De plannen voor haven Rotterdam lopen in de tijd iets achter met de Eemsdelta, aldus Willems. ‘Op gebied van duurzamere processen zijn in Rotterdam inmiddels de nodige initiatieven opgezet, zoals het leveren van restwarmte door Shell aan 16.000 huishoudens. Door zaken als warmte, energie en CO2 beter te benutten, kunnen bedrijven hun proceskosten verlagen en CO2-footprint reduceren: een winwin-situatie. Op gebied van biobased chemie loopt het in Rotterdam iets moeizamer. Er zijn circa 14 spelers actief die zich richten op chemie op hernieuwbare grondstoffen. Het probleem is wel dat deze relatief kleine bedrijven klein blijven omdat schaalgrootte ontbreekt. Het wachten is op een grootschalige bioraffinaderij die vervolgens de downstreamprocessing-bedrijven gaat voeden met halffabrikaten.’