Lees verder
Biobased bouwen start met het verschijnen van de eerste Homo Sapiens Sapiens. De eerste industriële revolutie zorgde voor een grote ommekeer. Anno 2016 moet het roer wéér om, maar deze transitie heeft nog de nodige voeten in de aarde.
Gie Steenput, Lucien Joppen

De mens bouwt vanaf het prille begin, een slordige 200.000 jaar geleden, met biobased materialen. Deze varieerden afhankelijk van klimaatzones: op de polen werden sneeuw, ijs en pelzen gevonden, in subtropische en tropische gebieden takken, bladeren, gras en in de gematigde klimaatzones vlas, hennep, leem, zand en riet.

Rondtrekkende Inuits op de Noordpool bouwen nog steeds iglo’s die tijdens de zomermaanden vervangen worden door bouwsels uit takken en pels. Andere voorbeelden van biobased nomadisch bouwen vinden we bij de Bedoeïenen in de Sahara, de Mongolen in Azië en de Indianen op het Noord-Amerikaanse continent.

100 procent sedentaire voorbeelden zijn op globale schaal te vinden, maar zijn wel schaars aan het worden. De Noord-Amerikaanse Indiaan leefde aanvankelijk in al dan niet uitgehouwen grotten – wat niet biobased is – en later in pueblo’s, opgetrokken uit aangestampte aarde. De Berbers in Noord-Afrika leefden tot voor kort, en doen dat in afgelegen dorpen nog steeds, in hun uit modder opgetrokken gebouwen van drie, vier lagen hoog. In het zuiden van het Arabische schiereiland leven nog steeds mensen in gebouwen tot 9 verdiepingen hoog opgetrokken uit aarde en houten stammen.

Volledige herbouw

Het Shrine in Ise (Japan) is het laatste Shinto-complex dat nog steeds om de twintig jaar volledig wordt afgebroken en opnieuw met nieuwe materialen wordt herbouwd. Dit gebeurt reeds vanaf de 7de eeuw. 20 jaar is ongeveer de tijd die nodig is om de materialen nodig voor de herbouw, in de natuur tot de nodige afmetingen te laten groeien. De nok van het dak is afgewerkt met hout, de dakbedekking is van riet, de gevels, de vloeren, de balken en de kolommen zijn van hout. Japanners zijn echter ook praktisch ingesteld. Niet elk onderdeel is biobased: de fundering bestaat uit rotsblokken. 100 procent biologisch bouwen wordt in het perspectief van een onderhoudsvriendelijker gebouw verlaten. De rotsen zuigen geen water van de omringende aarde op en beschermen zo de houten kolommen die op deze rotsen staan tegen opstijgend vocht en vroegtijdige verrotting.

Europese houtbouw

Hout heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een populaire biobased grondstof, bij uitstek in gebieden waar deze grondstof in grote mate voorhanden is. Er zijn in Europa tal van oude gebouwen die illustreren dat hout de tand des tijd kan doorstaan. De Noorse staafkerken die dateren van de 12de eeuw zijn nog steeds te bezoeken. Het aanvankelijke funderen op houten palen in de grond werd al vroeg verlaten voor een stenen fundering waarop het houten geraamte geplaatst werd. Alles boven deze stenen fundering is van hout: kolommen, balken, gevels en dak. Zwaluwstaart-, pen-en-gat-verbindingen en het ‘vastklemmen’ houden het skelet op zijn plaats en zorgen voor een flexibiliteit die het werken van het hout kan opvangen. De houten shingles op het dak, van bij voorbeeld de staafkerk van Borgund, liggen er ondertussen negen eeuwen op. Een duidelijke aanwijzing dat hout, op de juiste manier gebruikt, en gecombineerd met de juiste dakvorm, ook heel lang kan meegaan, zelfs als dakbedekking.

De machine en Frank Lloyd Wright

De eerste industriële revolutie veranderde onze manier van bouwen en onze manier van leven in relatief korte tijd en zal ons verder en verder wegbrengen van het biologisch verantwoord bouwen. Aanvankelijk werd in de jaren 20 van vorige eeuw, als antwoord op de problemen van dichtslibbende West-Europese steden, beton en staal ingezet om snel en efficiënt woningen met een minimaal comfort beschikbaar voor iedereen te produceren. Daardoor verloor de ambachtelijke manier van bouwen meer en meer terrein ten gunste van een geïndustrialiseerde bouwwereld.
Frank Lloyd Wright bood nog enig weerwerk met zijn Usonian houses. Het Jacobs house uit 1936-37 is een prachtig voorbeeld dat illustreert hoe deze beroemde architect de band met de natuur steeds weer aanhaalde. Hij ontwierp een woning die niet langer moest meegaan als het leven van de bewoners die er in woonden. Het bescheiden budget van $ 5.000,00 (omgerekend € 75.000) relativeerde de waarde van de levensduur van de woning. Het Jacobs huis werd voornamelijk opgetrokken uit natuurlijke materialen, zoals zand, grind en vooral veel hout, machinaal behandeld, voor raamkozijnen, dakgebint en gevelbekleding.

Gouden jaren en OPEC

De naoorlogse jaren 1950 en vooral 1960, waren de gouden jaren van onze beschaving. Er werd lustig gebouwd, opgebouwd en herbouwd. Spouwmuurconstructies – zonder isolatie – werden opgetrokken. Daken werden plat, dakbedekkingen op basis van petroleum veroverden de markt. De centrale verwarming met ketels die gas of stookolie nodig hadden om te branden, verving de kolenkachel. De middenklasse stookte volop. Hieraan kwam abrupt een einde met de organisatie van de OPEC-landen en de daaropvolgende oliecrisis in 1973. De hogere olieprijzen leidden tot meer isoleren met, cynisch genoeg, vooral isolatiematerialen vervaardigd door de petrochemie.

In de 1970 jaren waren er ook pioniers die pleitten voor ecologisch bouwen. Het Orejona-huis van architect/kunstenaar Luc Schuiten uit 1976 is één van de eerste zelfvoorzienende woningen op Belgisch grondgebied. Ingepland op een beboste heuvel, met respect voor de omgeving, werd de woning uitgerust met de eerste zonnepanelen die in Europa op de markt kwamen. Een windmolen zorgde voor energie, regenwater werd gerecupereerd. Een serre op het zuiden in diamantvorm zorgde voor warmteopvang in de schaarse, zonnige uren van de winter. Een moestuin en een boomgaard maakten van de woning een autarkisch geheel. Het Orejona-huis kan echter niet zomaar één op één worden overgenomen als bouwmodel. De verwachte bevolkingsgroei en urbanisering vraagt om andere oplossingen.

Pijnlijke investeringen

De huidige bouwwereld toont in ieder geval initiatief. Platformen genoeg. Eco-bouwers vind je overal. Het besef dat het anders kan en moet, groeit. Maar de bouwindustrie blijft met pijnlijke investeringen uit het verleden zitten. Kopererts komt nog steeds uit mijnen; cement, één van de belangrijkste grondstoffen van beton, komt voort uit kalk dat op zijn beurt uit kalkgroeven, open putten, afkomstig is. De staalindustrie stuurt jaarlijks tonnen CO2 de lucht in. Cement en staalfabrieken hebben geld gekost, dat terug verdiend moet worden.
Mode en smaak spelen ook mee. Ontwerpers en bewoners zijn nog in grote mate verliefd op de vormentaal van het Modernisme. Platte daken, grote schuifpuien, een keuken uit roestvrij staal. Een huis is nog steeds een droom, een ‘mooi’ plaatje dat vooral gekozen wordt op grond van een esthetische voorkeur, verbonden met gewenst comfort. Voorkeuren die kunnen gerealiseerd worden dank zij de niet-biobased materialen staal en beton.

Op naar een biobased bouwindustrie

Met het oog op een planeetvriendelijke, of beter mensvriendelijke, bouwindustrie moet er nog een hoop werk verzet worden. Biobased bouwen lijkt de weg aan te geven: gebruik in het bouwproces zo veel mogelijk materialen die de natuur binnen een redelijke termijn weer kan ophoesten zodat de grondstoffen op aarde niet eindig worden en de broeikasgassen niet toenemen.
Wie moet daar voor zorgen? Een gebouw is een optelsom van vele elementen. Er zijn materialen en hun productieproces. Er is het programma van eisen van een gebouw, het comfortniveau en de uitvoering van het gebouw.

Producenten van bouwmaterialen zouden zich kunnen toeleggen op materialen die bij het produceren geen CO2 de lucht in jagen, die geen gebruik maken van eindige grondstoffen en geen grote open bouwputten achterlaten in het landschap van de aarde.

Opdrachtgevers zouden zich kunnen afvragen hoe het evenwicht tussen initiële bouwkosten en gebruikskosten en onderhoudskosten er kan uit zien. Hoe comfort gecreëerd kan worden met biobased materialen en hoe dit een vooropgezette vormentaal op de helling kan zetten.

Ontwerpers zouden zich kunnen nestelen in het bestuderen van de karakteristieken van de ‘nieuwe’ biobased materialen en kijken hoe dit de vormentaal van ruimten kan veranderen en verbeteren.
Uitvoerders van bouwwerken zouden zich kunnen specialiceren in het werken met biobased materialen en wellicht ook met biobased materieel.

Het is een lange weg. Vandaag of morgen zal nog niet iedereen om zijn. Maar de tekenen zijn hoopvol om in de nabije toekomst volledig biobased te bouwen.

Hoogtepunt in Mali

Het hoogtepunt van bouwen met aarde staat in Mali. Het is een voorbeeld van biologisch verantwoord bouwen dat tegelijk ook een voorbeeld is van hoe een gebouw, of beter gezegd, het onderhoud ervan, zorgt voor een hoge gemeenschapszin. De moskee van Djenné is volledig opgetrokken uit leem en hout. Jaarlijks worden er feestelijkheden georganiseerd rond het herstellen van schade door regen en temperatuurschommelingen. Iedereen doet mee. Sommigen zorgen voor voedsel en muziek. Vrouwen en meisjes dragen water naar putten waar pleister wordt bereid. Jongens zorgen voor het mixen van pleister. Mannen vervoeren pleister van de putten naar de moskee.