Lees verder
Energie op basis van biomassa kan de lokale economieën van "developing countries" op een duurzamere manier stimuleren. Zonder dat dit ten koste gaat van de voedselvoorziening of het milieu.
Lucien Joppen

Dat is de hoofdconclusie van het SCOPE-rapport dat in april 2015 werd gepubliceerd. Een ander geluid, zeg maar, in de somtijds verhitte discussies over de inzet van biomassa voor energiedoeleinden.

Voor Luuk van der Wielen (BE-Basic, TU Delft) is dit een non-discussie. ‘Uit het rapport blijkt dat energie uit duurzame biomassa, mits ‘done right’ niet ten koste gaat van het milieu of de voedselvoorziening. Sterker, de productie van duurzame bio-energie maakt de lokale landbouwsector financieel robuuster en stimuleert de economische ontwikkeling waardoor de koopkracht van  de lokale bevolking voor voeding beter wordt gegarandeerd.

Als boeren ook bio-energie op basis van residustromen of energiecrops kunnen verkopen, verhoogt dit het bedrijfsinkomen en kan men crises (bijvoorbeeld als gevolg van misoogsten, droogte, plantenziektes etc.) makkelijker opvangen. ‘De sleutel voor een weldoorvoede bevolking ligt maar deels op het land’, aldus Van der Wielen, ‘en met name in de portemonnee. Als duurzame bio-energie de lokale economieën kan versterken, en dat kan het ook, dan nemen abjecte armoede en bijbehorende ondervoeding af.’

Duurzame bio-energie

Van der Wielen staat hier niet alleen in. De Wereldbank, die ook bijdroeg aan het SCOPE-rapport, onderkent het potentieel van het verantwoord gebruik van biomassa voor energiedoeleinden. Dr. Erick Fernandes houdt zich bij de Wereldbank bezig met (duurzame) landbouw. De missie van zijn werkgever is om mensen onder het bestaansminimum (1 dollar per dag) uit de armoedeval te helpen. ‘Energie uit biomassa is al een volwaardig onderdeel van de economie in Zuid-Amerika en Afrika. “Developing countries” gebruiken circa twee derde van het wereldwijde volume van biomassa voor energiedoeleinden. Deze wordt gebruikt om te koken en te verwarmen. Het probleem is dat dit op een niet-duurzame manier gebeurt. Vaak sprokkelen de vrouwen hout, wat leidt tot ongecontroleerde ontbossing, daarnaast is het proces vervuilend en suboptimaal. Kinderen en volwassenen ademen de houtskooldampen in, wat op latere leeftijd tot gezondheidsproblemen leidt.’ De Wereldgezondheidsorganisatie WHO schat in dat 2 miljoen mensen per jaar overlijden als gevolg van het inademen van houtskooldampen.

Novozymes in Mozambique

Het probleem van de vervuilende brandertjes wordt inmiddels in tal van initiatieven aangepakt door publieke of publiek-private organisaties. Er zijn zogenaamde “clean burning stoves” die werken op basis van hout(pellets) en er zijn branders die opereren op biobrandstoffen als bio-ethanol of biogas. Met deze brandertjes wordt niet alleen de energetische waarde van de biomassa beter benut, het is ook beter voor mens, zijn portemonnee (goedkopere energiebronnen, red.) en het milieu. Het is alleen de vraag of deze ontwikkeling de regionale economie een “boost” geeft.

Van der Wielen betwijfelt dit ten zeerste. ‘Het is een goede ontwikkeling, maar je bouwt er geen economie mee op. Je zult ook een industrie op moeten zetten die bijvoorbeeld biobrandstoffen maakt van eerste of tweedegeneratie feedstocks. Een goed voorbeeld is CleanStar in Mozambique, een onderneming waar Novozymes met haar (fermentatie-)technologie in participeert. De eerste stap is om op basis van de oogstresten ethanol te produceren. Ik kan me voorstellen dat in een later stadium deze feedstock en hydrolyse- en fermentatietechnologie ook voor chemie (melkzuur, PLA etc.) en/of materialen kunnen worden ingezet.’

Bioraffinage à la Redefinery



Van der Wielen ziet het Redefinery-project als een blauwdruk voor een verdere ontwikkeling van een bio-energie- en chemie/materialensector in “developing countries” in Zuid-Amerika en Afrika. ‘Een grote economische waarde schuilt in het uiteenrafelen van biomassa tot platforms als suikers en de verwerking van lignine tot hoogwaardige transportbrandstoffen ter vervanging van diesel, bunkerolie en jetfuels. Bied je lignine aan voor elektriciteits- en warmtedoeleinden, krijg je 50 dollar per ton. Maak je er bovengenoemde brandstoffen van, kom je in de buurt van 500 dollar. Een bijkomend positief effect is dat de suikers, de andere component van biomassa, goedkoper kunnen worden, waardoor andere applicaties op gebied van chemie en materialen dichterbij komen. Biobrandstoffen vormen de aandrijfmotor en zijn geen sluitpost zoals velen denken.’

Redefinery is een voorbeeld van een grootschalige aanpak, met een productiecapaciteit van miljoenen tonnen per jaar. Is deze aanpak ook haalbaar in ontwikkelingslanden? ‘Het vereist wel een clustering van bedrijven, expertise en kapitaal om een bioraffinaderij op te zetten in de trant van Redefinery. Er zijn, zie het voorbeeld in Mozambique, ook kleinschaligere fabrieken die altijd later kunnen worden opgeschaald. Het is afhankelijk van de markt: bedien je voornamelijk lokale klanten, hoef je niet wereldwijd te concurreren. Doe je het laatste, zul je fors op moeten schalen want de globale markt is zeer competitief.’

Groene corridors


De economische kansen rondom bio-energie zijn evident, aldus het SCOPE-rapport. De vraag is wel: kan het zodanig worden ingezet dat het niet leidt tot problemen voor het ecosysteem? Fernandes vindt van wel. Sterker, hij ziet juist voordelen. ‘Je moet de productie van bio-energie wel in het grotere geheel zien. Wat is de essentie? Dat boeren in deze landen optimaal gebruik maken van schaarse middelen zoals water en nutriënten in de bodem. Het belang van koolstof in de bodem is evident, het houdt het water beter vast, het vormt een voedingsbron en het maakt de bodem “robuuster”. Boeren kunnen dus niet zomaar alle biomassa voor energiedoeleinden oogsten. Er zijn echter tal van mogelijkheden om “dedicated energy crops” hiervoor in te zetten. Deze kunnen worden geplant in gebieden, waar geen voedingsgewassen mogen of kunnen worden verbouwd. Ik zie mogelijkheden voor groene corridors voor deze gewassen om regenwouden te beschermen tegen droogte.’

Breed draagvlak

Initiatieven voor duurzaam gebruik van biomassa schieten niet vanzelf uit de grond. Regeringen en lokale overheden in deze landen zullen een en ander moeten faciliteren door beleidsinstrumenten en investeringen in infrastructuur en wat dies meer zij. Fernandes stelt dat landen als Mexico, Colombia en Brazilië zogenaamde “low carbon growth strategies” hebben ontwikkeld. ‘Zuid-Amerika en Afrika zijn in het algemeen zeer geïnteresseerd in de mogelijkheden van de bio-economie, zowel in economisch als in ecologisch opzicht. Een mooi voorbeeld is Costa Rica, waar boeren en landeigenaren betaald worden om het ecosysteem op peil te houden. Ze krijgen dit geld uit de opbrengsten van de belasting op benzine.’

Op de vraag of de Wereldbank ook gaat investeren in grootschaligere bio-energietrajecten, antwoordt Fernandes: ‘Dat is het domein van mijn collega’s bij het Energy Department. Zo ver zijn zij nog niet. De Wereldbank ziet het in ieder geval als een “huge opportunity”.’

Redefinery

Redefinery, een traject dat vanuit Biobased Delta  met BE-Basic is opgezet, wil grootschalige fabrieken (ettelijke miljoenen tonnen per jaar) opzetten die op basis van lignocellulose (o.a. hout) transportbrandstoffen gaan produceren en op termijn ook chemicaliën, bijvoorbeeld bio-aromaten. Check agro-chemie.nl voor achtergrondinformatie.

SCOPE

Het SCOPE-rapport (Scientific Committee on Problems of the Environment), met de titel ‘Bioenergy and Sustainability: Bridging the Gaps’, is een gezamenlijke inspanning van 137 onderzoekers van 82 instituten in 24 landen. Negen van de 21 hoofdstukken zijn verzorgd door experts van BE-Basic: Hans van Meijl (Wageningen UR), Luuk van der Wielen en Patricia Osseweijer (TU Delft) en Andre Faaij (Universiteit Utrecht).

Het SCOPE-rapport en de mogelijkheden van bio-energie zullen ook tijdens de ECO-BIO 6-9 maart 2016 in Rotterdam uitvoerig worden besproken. De conferentie wordt door BE-Basic en Elsevier georganiseerd.