‘Met het Innovation Center kunnen we onze pijlen op gebied van R&D nog beter richten op het ontwikkelen van nieuwe producten in de bestaande en ook in nieuwe business’, stelt Gert de Raaff, in de concerndirectie verantwoordelijk voor R&D en directeur van de business unit New Business. Onderdeel van New Business is onder meer Cosun Biobased Products. ‘We zien in West-Europa vooral groei in de non-foodtoepassingen die op basis van bietsuiker kunnen worden geproduceerd. De markt voor humane voeding is min of meer stabiel. Dat betekent niet dat onze R&D-inspanningen op dit gebied afnemen. We blijven, samen met onze klanten in de voedingsmiddelenindustrie, innoveren om betere voedingsmiddelen te ontwikkelen. Kijken we wereldwijd, dan neemt de consumptie van suiker nog steeds toe. Dat is vooral het geval in opkomende markten waarbij de middenklasse meer aan voeding kan spenderen.’
R&D dichter op elkaar
In het Cosun Innovation Center heeft de coöperatie, zoals vermeld, R&D- en labfaciliteiten van het concern verenigd. ‘De afzonderlijke onderdelen, Cosun R&D (food/ingrediënten), Cosun Biobased Products, Cosun New Business & Innovation en het IRS (kennis- en onderzoekscentrum op gebied van de suikerbietenteelt, red.), waren voorheen aparte afdelingen met eigen faciliteiten. Zij zijn nog steeds aparte units, maar delen nu de faciliteiten waarbij het Innovation Center hun R&D- en labwerk verzorgt’, aldus general manager Arno Pouls. Volgens De Raaff en Pouls is het grote voordeel van de nieuwe locatie dat de aparte R&D-afdelingen dichter bij elkaar zitten. ‘Niet dat het eerst verkokerde afdelingen waren. Maar we zien nu al dat de interactie tussen de onderzoekers toeneemt. Je kunt niet voorspellen dat hierdoor het aantal innovaties toeneemt. Dat is een aanname. Echter, we willen deze toevallige of geplande ontmoetingen faciliteren, gewoon omdat we in deze aanpak geloven.’
Nadruk op de ontmoeting
Bij binnenkomst van het aanzienlijke complex (6500 m2) valt de grote centrale ruimte op. Bij het ontwerp van het Center heeft de architect duidelijk de nadruk gelegd op de ontmoeting. ‘Als je alles onder een dak brengt en vervolgens gaat compartimenteren, schiet je je doel voorbij’, aldus Pouls. ‘Zoals Gert aangaf, willen we juist ontmoetingen faciliteren. Ja, er is regelmatig gestructureerd overleg, maar innovatie is vaak een kwestie van een toevallige ontmoeting tijdens de lunch of een korte vraag die leidt tot een diepgaande discussie. Vandaar dat we in ons gebouw ook geen vaste werkplekken, lees kantoren, meer hebben. Iedere werknemer (het Center telt er ongeveer 120, red.) heeft weliswaar een meter boekenplank, maar geen vast bureau meer. Het was in het begin even wennen, maar al snel hoorde je er niemand meer over.’
GalX
De laboratoria in het Innovation Center zijn niet gecentreerd, maar liggen verspreid in het gebouw. Zo is er een projectenlab waar medewerkers nieuwe moleculen isoleren uit de biomassa van suikerbieten en/of aardappelen. ‘Dan moet je vooral denken aan non-foodtoepassingen’, aldus Pouls. ‘Een goed voorbeeld is GalX, een monomeer dat we kunnen maken op basis van galacturonzuur, een bestanddeel van de bietenpulp. Monomeren als GalX kunnen door hun structuur de thermische eigenschappen van polyamides verbeteren zodat het applicatiegebied van deze kunststoffen kan worden verbreed. Er is nog verder onderzoek nodig, vooral op gebied van opschaling en applicatie.’
Dit opschalen – zowel in een lab- als een pilotsetting – vindt plaats in de pilothal van het Center. Hier kunnen de medewerkers op kiloschaal produceren en zo voldoende volumes genereren voor applicatietesten. ‘Je kunt bepaalde componenten wel op labschaal isoleren, maar hoe kun je dit op grotere schaal tegen zo gering mogelijke kosten uitvoeren? Het ontsluiten van deze componenten is een kwestie van het spelen met productieparameters (pH, hitte) of het toevoegen van katalysatoren. Vervolgens zul je deze componenten moeten isoleren/scheiden via indampers of micro- en/of nanofiltratie-apparatuur.’
Nieuwe moleculen detecteren
De focus op non-food applicaties brengt ook met zich mee dat het Innovation Center zich meer gaat richten op het ontwikkelen van nieuwe analysemethoden voor samples met een onbekende samenstelling. Manager analyse, Judith van den Berg: ‘We krijgen, onder andere via Cosun Biobased Products, meer samples met ‘onbestemde’ moleculen waar we nog geen ervaring mee hebben of waarvoor de literatuur ontbreekt. We investeren in kennisontwikkeling en apparatuur.’
Het lab heeft verschillende apparaten waarmee het samples kan analyseren, waaronder een ICP, FTIR, LC-MS en diverse HPLC’s. In het MS-lab kan het via GCMS (concentraties van) oplosmiddelen detecteren die worden gebruikt in de productie van bepaalde moleculen. ‘We gebruikten deze eerst voornamelijk voor smaakstoffen’, aldus Van den Berg. ‘De praktijk is dat de inzet van bepaalde analyse-apparatuur ‘verschuift’ met de business. In ons geval zullen we meer analyses gaan verrichten voor de innovatieprogramma’s in non-food.’