Lees verder
De Zernike Advanced Processing Facility (ZAP Facility) op het EnTranCe-terrein van Hanzehogeschool Groningen is eind mei officieel van start gegaan. Projectmanager Derwin Schorren: ‘ZAP Facility moet de komende vijf jaar uitgroeien tot dé opschalingsfabriek van het noorden voor alle biobased bedrijven.’
Edwin van Gastel

ZAP Facility is overigens meer dan een faciliteit waar biobased processen kunnen worden opgeschaald. Op 1 september 2015 starten Hanzehogeschool Groningen en Noorderpoort in de nieuwe faciliteit met hun onderwijsactiviteiten.

Binnen de ZAP Facility kunnen studenten aan de slag met actuele cases uit het werkveld van de procesindustrie. Hierbij worden zogenaamde verticale leerlijnen ingezet om studenten van het mbo, hbo en wo samen aan praktijkgerichte opdrachten te laten werken.

Eerste fase

Schorren vertelt dat binnen de ZAP Facility biomassa(reststromen) in een semi-industriële setting worden verwerkt tot halffabrikaten. De faciliteit houdt zich bezig met de eerste fase van het valoriseren: het omzetten van kennis naar commercieel haalbare producten, processen of diensten. Bij de opschaling wordt door de ZAP Facility gekeken of er grotere hoeveelheden – op “emmer- en kruiwagenschaal” – van het betreffende component kunnen worden gefabriceerd, waarbij de in het laboratorium geconstateerde eigenschappen van de component behouden blijven. De ZAP Facility beschikt hiertoe over een proceshal, laboratorium, projectruimte, proefruimte en praktijklokaal.

‘Zoals gezegd is per 1 september het onderwijsgedeelte van de faciliteit gereed’, aldus Schorren. ‘De Hanzehogeschool start vanaf dan met het geven van practica voor tweede- en derdejaars chemische technologiestudenten en het Noorderpoort (mbo) met practica voor tweede-, derdeen vierdejaars operators in spé. Later zal ook Rijksuniversiteit Groningen (RuG) een rol binnen de ZAP Facility krijgen, wanneer het werkveld – naast de “troubleshooting”-vragen van met name het midden- en kleinbedrijf – met vragen komt die wetenschappelijk onderzoek vergen.’

Kavels

Om te borgen dat de ZAP Facility zich met de juiste thema’s bezighoudt voor zowel het onderwijs als het bedrijfsleven, zijn twee commissies in het leven geroepen. Allereerst is er de innovatiecommissie die toekomstige onderzoekbehoeftes signaleert. De commissie draagt innovatieve werkwijzen in het onderwijs aan en bewaakt dat deze kennis- en expertise-ontwikkeling nauw aansluit bij de aanwezige industrie in Noord- Nederland. De tweede groep, de educatiecommissie, richt zich op het versterken van de interactie van onderwijs met het werkveld. Hiertoe behoren gerichte stages en leeropdrachten in het werkveld in samenhang met- of in aanvulling op lopende projecten. De educatiecommissie heeft volgens Schorren een initiërende en controlerende functie als het gaat om de koppeling van het onderwijs met de gevraagde competenties binnen het regionale werkveld.

‘De ongekende sterke binding tussen de ZAP Facility en het onderwijs zorgt ervoor dat wij over apparatuur beschikken die direct aangewend kan worden voor onderzoek voor bedrijven’, duidt Schorren. ‘Er zijn in de faciliteiten “kavels” – zeventien plekken voor het opstellen van installaties – die ingezet worden voor het onderwijs, maar ook door bedrijven gehuurd kunnen worden. Daarbij kunnen zij ook studenten laten participeren in het onderzoek.’

Meester en gezel

‘Binnen de ZAP Facility moet in de komende jaren ook de vroegere meestergezelrelatie in ere hersteld worden’, aldus Schorren. ‘De gezel leerde vroeger méér dan alleen het eigenlijke vak. Hij kreeg ook kennis van allerlei aspecten mee die het runnen van een onderneming betroffen. Ook binnen de ZAP Facility moet er meer zijn dan alleen eenrichtingsverkeer van docent naar student. Er moet een sprankelende interactie ontstaan waarin ideeën alle ruimte krijgen. Een ander ideaal is dat bij de verschillende projecten de gehele onderwijsketen aangewend gaat worden, van mbo tot hbo en wo.’ Mooie plannen in Groningen, maar hoe reageert het bedrijfsleven? Dat is volgens Schorren dusdanig enthousiast dat hij vermoedt dat de ZAP Facility al binnen een jaar uitgebreid zal worden. ‘Binnen nu (medio mei, red.) en twee maanden nemen wij hier al een beslissing over.’ Het groeimodel van ZAP is volgens Schorren dan ook toekomstbestendig. ‘Het mooie is dat bij het gekozen model enerzijds niet alle risico’s opgezocht worden en het anderzijds niet volledig risicomijdend is. Het is dusdanig modulair dat ik overtuigd ben dat de ZAP Facility voor alle biobased bedrijven zal uitgroeien tot dé opschalingsfabriek van het noorden. Binnen nu en vijf jaar wordt het de spin in het web van de biobased economy. Wij worden onmisbaar in de biobased keten en vormen de tussenschakel van het laboratorium naar massaproductie.’

Suiker Unie: beter aansluiten van onderwijs op vraag vanuit bedrijfsleven

Een aantal bedrijven heeft nu al aangegeven op korte termijn installaties in de ZAP Facility te plaatsen. Een van de partijen die het serieus overweegt, is Suikerunie. Bram Fetter, plantmanager Suiker Unie Vierverlaten: ‘Een van de belangrijkste redenen waarom wij aangehaakt zijn bij de ZAP Facility, is onze wens om het onderwijs voor technisch personeel en procesoperators veel beter aan te laten sluiten bij de behoefte van de noordelijke (proces)industrie. Daarvoor moet er een duidelijk beeld zijn van de ontwikkelingen die deze bedrijven doormaken en dus ook een beeld van de benodigde medewerkers van de toekomst. Doordat bedrijven een gemeenschappelijke behoefte hebben, is er voldoende kritische massa voor op maat gesneden opleidingsprogramma’s. Dat geldt ook voor de apparatuur voor het ontwikkelen en verbeteren van (biobased) processen. Een centraal punt moet ook zorgen voor de noodzakelijke kruisbestuiving tussen bedrijven, studenten en medewerkers. Dat is niet alleen belangrijk voor Suiker Unie, maar de regio heeft het ook hard nodig.’

Voor Suiker Unie zijn er wel een aantal voorwaarden, wil de ZAP Facility met recht als een succes bestempeld kunnen worden. ‘Dit is het geval als er concrete pilots draaien waarbij niet alleen onderzoek voor het bedrijf plaatsvindt, maar ook studenten en leerlingen onderzoek uitvoeren en les krijgen. Verder moeten er opleidingsmodules zijn waar (technische) procesoperators van meerdere bedrijven worden bijgeschoold en/of opgeleid.’