Lees verder
Verbranden zonder zuurstof. Dat is pyrolyse in een notendop. Je stopt plasticafval in je installatie en je krijgt er olie, char en gas uit. De praktijk is echter een stuk ingewikkelder, vanwege de vele variabelen. Vandaar dat Waste4Me een standaard werkmodel heeft ontwikkeld om de haalbaarheid van pyrolyseprojecten te kunnen beoordelen.
Pierre Gielen

Waste4Me was in 2010 finalist bij de Nederlandse Militaire Innovatie Competitie. Het idee was om afval tijdens buitenlandse missies in mobiele pyrolyse-units om te zetten naar gas. Zo hoeft het afval niet per vliegtuig naar Nederland te worden gevlogen, wat toen nog gebruikelijk was en konden “burn pits” voorkomen worden. Dat leidde tot vervolgcontracten om de technologie verder te ontwikkelen. Van decentraal afvalbeheer ontwikkelde het bedrijf zich vervolgens richting chemische recycling. Het trad in 2016 toe tot het Pyrolysecluster in Moerdijk. De focus ligt nu op het omzetten van niet-recyclebare kunststoffen en andere materialen in chemische bouwstenen die vervolgens weer kunnen worden gebruikt in de circulaire kunststofindustrie.

250 soorten plastics

“Het lijkt eenvoudiger dan het is. Want er zijn ontzettend veel verschillende soorten afvalstromen”, zegt Onno Meijerink, directeur van Waste4Me. “Je hebt al meer dan 250 soorten plastics. Vaak gaat het om verpakkingen die ook nog eens vervuild zijn. En dan worden we tot op de dag van vandaag nog geconfronteerd met alle rotzooi die we de afgelopen zestig jaar hebben gemaakt. Dat we 25 jaar geleden cadmium in bierkratjes en elektriciteitskabels hebben verboden, wil niet zeggen dat wij dat niet meer tegenkomen in het afval. Je praat dus over de reststromen van de afgelopen 60 jaar en de komende 30 jaar. Dat probleem moet je tackelen.”

Het betekent dat er steeds weer moet worden getest en gemeten en proefgedraaid. De ‘working approach’ van Waste4Me beschrijft dat hele proces in een aantal logisch opgebouwde werkpakketten. Door dit voornamelijk ‘op papier’ te doorlopen, kunnen mogelijk onnodige kosten van een relatief dure praktijkproef worden voorkomen, indien de uitkomst van een van de eerdere stappen negatief uitvalt. De strekking van het proces komt overeen met het doel van het Pyrolysecluster: een sluitende business case voor pyrolyse opleveren. Waste4Me heeft het model daaromheen gebouwd; het is ook voor de andere leden van het cluster te gebruiken, door de eigen feedstockstromen en installatie-specificaties in te vullen.

Beginpunt van het model is het materiaal dat verwerkt moet worden. Waar bestaat dat uit? Is het voldoende voorhanden? Vervolgens wordt bekeken wat er gebeurt tijdens de pyrolyse. Allerhande parameters worden geanalyseerd, zoals temperatuur, verblijfstijden, groottes van de feedstock, etc. De samenstelling van de geproduceerde olie, het gas en de as wordt onderzocht: welke gewenste of ongewenste stoffen zitten erin? “De samenstelling bepaalt of je er iets mee kunt. En als je het gebruikt om elektriciteit te maken, wat gaat er dan weer de schoorsteen uit? Is dat toegestaan of niet?”

Boterham

De volgende stap is lifecycle assessment, waaruit duidelijk wordt hoeveel minder emissies pyrolyse veroorzaakt ten opzichte van de ‘gewone’ afvalverbranding. Het leidt uiteindelijk tot het werkpakket waar het allemaal om draait: de business case. “Ofwel de vraag: kun je er een boterham mee verdienen of niet? Een proces kan nog zo milieuvriendelijk zijn, maar als het niks oplevert, gaat niemand er wat mee doen.”

Tot slot volgen nog twee stappen rondom data- en procesmanagement, PR en rapportages. Als laatste komt een klant gewoonlijk proefdraaien in de Pyrolyseproeftuin. Vervolgens gaat hij van start met een kleinschalige commerciële plant ongeveer 35 kton. “Dat is nog een relatief beperkte investering, maar het stelt de klant in staat om te testen of de logistieke input- en outputkant goed zijn geregeld. Voordat je een grote plant van 250 kton gaat bouwen, moet je deze processen onder de knie hebben.”

Waste4me zelf is naast bovenstaande activiteiten ook bezig met de voorbereiding van een kleinschalige commerciële plant met een capaciteit van ongeveer 35 kton per jaar. “Dat is nog een relatief beperkte investering, maar het stelt je in staat de totale bedrijfsvoering keten te optimaliseren, van aan te voeren afval t/m de af te voeren olie en alle bijkomende administratieve processen. Voordat je een grote plant van 250 kton per jaar gaat bouwen, moet je deze processen onder de knie hebben.”

Het lijkt al met al een zeef waar moeilijk door is te komen. Volgens Meijerink valt dat echter wel mee. “Het model wordt al in de praktijk gebruikt. Er zijn diverse stromen mee getest, economisch berekend en qua emissies geanalyseerd. Je wilt toch weten of een proces technisch haalbaar is, of je er wat aan verdient en of het mag binnen de huidige wet- en regelgeving. Is het antwoord op een van die vragen ‘nee’, dan beginnen we er niet aan. Het is één bonk logica. Toch zien we dat niet iedereen het op deze manier benadert. Als we het over afval hebben, gaat het om het milieu en dan voeren emotionele argumenten nogal eens de boventoon. Wij gaan alleen uit van objectieve meetgegevens. Dan kun je tenminste een inhoudelijke discussie voeren.”

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met de Pyrolyseproeftuin Moerdijk