Lees verder
Korte ketens, bij voorkeur teelt en verwerking in de regio, en het richten op nichemarkten zijn succesfactoren in het commercialiseren van groene grondstoffen. Dat blijkt uit bevindingen die zijn opgedaan tijdens het Interreg-project ‘Groene grondstoffen, innovatief gebruik van landbouwgewassen’

Op 28 februari werd in het Biobase Europe Training Center in Terneuzen het bovengenoemde traject afgesloten met een presentatie van de resultaten van het kennisontwikkeling- en innovatieproject. Vezeltoepassingen, inhoudsstoffen en energietoepassingen zijn de drie thema’s. Projectleider Cor van Oers (werkzaam bij DLV Plant) ging op de bijeenkomst in op enkele algemene conclusies en aanbevelingen voor het vervolg van het grensoverschrijdende project dat van 2010-2013 liep.

‘De wereld kleurt weer groen. Groen is fris, maar groen betekent ook dat de vrucht nog verder moet rijpen.’ Met deze woorden verduidelijkte Guiljam van der Schelde, secretaris-directeur van de Agrarisch Innovatie en Kenniscentrum Rusthoeve, de stand van zaken van het project ‘Groene grondstoffen, innovatief gebruik van landbouwgewassen’.

Nichetoepassingen

De meer dan honderd belangstellenden in de aula van het Biobase Europe Training Center in Terneuzen luisterden aandachtig. In dezelfde beeldspraak maakte hij afsluitend ook de uitdaging van de biogebaseerde economie in enkele bewoordingen duidelijk. ‘De bloem moet nog ontluiken.’ Gedeputeerde voor landbouw voor de provincie Zeeland, Kees van Beveren, benadrukte de rol die het bedrijfsleven hierin kan spelen. ‘Een biogebasseerde economie wordt alleen een succes wanneer zij hier brood in zien.’

Het driejarige project had in de eerste plaats tot doel het stimuleren en ondersteunen van kennisontwikkeling en innovatie rond nieuwe, vooral nichetoepassingen van plantaardige productie. Daarnaast ging het volgens projectleider Cor van Oers (manager Akkerbouw en Vollegrondsgroenten bij DLV Plant) om het stimuleren van nieuwe ketenvorming en het koppelen van bedrijven rondom innovatieve toepassingen van landbouwgewassen. Dit kan tussen of over sectoren heen.

Frisse blik

Het project is onmiskenbaar ambitieus, maar praktisch gewerkt aan deze doelstellingen. Zo is er gewerkt rond toepassingen van vezels (vlas, hennep en miscanthus), van inhoudsstoffen (broccoli, prei, ui, yacon, stevia en deder) en van energiegewassen (koolzaad en miscanthus).

Natuurlijk is bij de projecten gekeken naar ervaringen en kennis uit het verleden met betrekking tot deze grondstoffen. Wat een knelpunt was, hoeft dat niet meer te zijn. Van Oers: ‘Een frisse blik met de kennis van nu kan ons soms verder brengen. De tijden zijn veranderd en gaan nog meer veranderen. Er ontstaan nieuwe technieken (verwerking, oogst, veredeling) die knelpunten uit het verleden op kunnen lossen.’

Ook heeft het driejarige project duidelijk aangetoond dat samenwerking ook een sleutelrol speelt. ‘Openheid en het delen van informatie tussen alle betrokkenen zijn hierbij van het grootste belang en hierin zijn de deelnemers geslaagd.’ Van Oers loofde dan ook het hoge niveau van alle twaalf brochures die het resultaat zijn van het grensoverschrijdende project.

Bedrijven leidend

Volgens de Zeeuwse gedeputeerde Kees van Beveren is een leidende rol van bedrijven voor de commercialisering van groot belang voor het vervolg van het Groene grondstoffenproject. De belangrijkste uitdaging voor een groene procesindustrie is volgens hem een zo goed mogelijke aansluiting van de landbouw op de industriële ontwikkelingen voor een groene economie. Hij wees er ook op dat ontwikkelingen alleen goed van de grond komen als er geen bestuurlijke grenzen bestaan tussen regio’s op nationaal en internationaal niveau. Van Beveren daagde hiermee de overheid uit. Het Interreg-project ‘Groene grondstoffen, innovatief gebruik van landbouwgewassen’, waarin Zeeland, West- en Oost-Vlaanderen, Vlaams Brabant en Belgisch Limburg samenwerken, ziet hij als een illustratief voorbeeld en hij herhaalde de troeven van deze regio. Hij pleitte ook voor intensivering van de samenwerking tot op Europees niveau. ‘We zouden in de Europese Unie samen moeten optreden.’

Korte ketens

Korte ketens zijn in de nieuwe groene economie een bepalende succesfactor voor commercialisering. Belangrijk is dat de teler binnen de duurzame economie voldoende verdient aan de (nieuwe) groene grondstoffen. Van Oers: ‘Een randvoorwaarde voor het project was dan ook: kans op teelt en verwerking in de grensregio. Uiteraard is het bekend dat in de huidige economie het meeste geld verdiend wordt aan het einde van de keten en minder bij de productie. Bovendien geldt dat wie de distributie beheerst, de keten beheerst. Uiteraard moeten we steeds kijken waar de toegevoegde waarde kan liggen. In die optiek is bulkproductie minder interessant, en gaat het dan ook vooral producten met hoge toegevoegde waarde (ook niche markten) aan het eind van de keten. De deelprojecten bekrachtigen dit.’