Lees verder
Voor studenten is het ontwikkelen van biopolymeren misschien wel aantrekkelijk, maar hebben bio-afbreekbare clips in de tuinbouw niet een grotere impact? Vraagt de toenemende focus op de inzet van biomassa niet ook aandacht voor bodem en waterhuishouding? Het zijn vragen waarvan Johan Raap graag wil dat studenten deze stellen.
Edwin van Gastel

Raap is milieutechnoloog bij Royal Cosun en deeltijd lector Biobased Energy bij Avans Hogeschool (in het vervolg Avans genoemd). Zijn lectorschap past in de lange traditie van Cosun om samen te werken met onderwijsinstellingen. Bij Avans werkt Raap samen met de lector Biobased Products (Dorien Derksen, zie kader) onder het Centre of Expertise Biobased Economy.

‘Het bijzondere aan de samenwerking met Avans is dat studenten in biobased onderzoeksprojecten worden betrokken. Daar leren ze om naar biomassastromen te kijken als grondstof’, opent Raap het gesprek. De jonge mensen gaan deze transitie uitvoeren. Zij zullen de kolommen van agro- en chemiebedrijven, die nu naast elkaar bestaan, met elkaar moeten verweven. Dat vraagt om didactiek- en cultuurwijziging en daar zijn wij bij Avans voortdurend mee bezig.’

 

Forse opgave

Raap is dus niet alleen actief bij Avans, maar ook bij Royal Cosun. ‘Daar houd ik mij bezig met watertechnologie en hernieuwbare energie. Het benutten van het totale gewas staat centraal. Voor voeding van mens en dier, maar ook richting energie. Ter illustratie: heel vroeger spraken wij over afvalwaterzuivering en nu over het zuiveren van proceswater en het benutten van energie. Ook schuiven wij langzamerhand op richting biochemicaliën. De biobased economy is zodoende volledig in vizier.’

‘Het sluiten van de kringlopen speelt een grote rol, bijvoorbeeld op het gebied van nutriënten’, vervolgt Raap. ‘Die zijn nodig om gewassen te telen. Bij het verwerken van die gewassen komen de nutriënten weer vrij. Het is zaak om deze niet te vernietigen in dat proces, maar terug te brengen naar de akker om weer nieuwe gewassen te telen. Met die thematiek houd ik mij bij Cosun, en via Cosun nu ook bij Avans voortdurend bezig. Bij Avans benaderen wij het ook vanuit stedelijk afval. Niet voor niets was de titel van mijn lectorale rede “De zoektocht naar biomassa voor een biobased economy”. Wij hebben met elkaar in dit land een forse opgave. De windmolens willen we niet in achtertuinen of te dicht bij de kust. Zonnepanelen op akkers vindt men niet mooi en een biogasinstallatie in de omgeving wil men ook niet. Kortom, niemand wil wat, terwijl wij wel een uitdaging hebben. Vanuit de agro-industrie, veehouderij, akkerbouw, chemie en vanuit de stedelijke omgeving.’

Een van de onderwerpen is bijvoorbeeld om zoveel mogelijk natte biomassa tenminste te benutten als energie via bijvoorbeeld biogas, maar mogelijk nog slimmer via methaan dat benut kan worden voor stedelijk zwaar transport. Vloeibaar biomethaan is blijkbaar een nieuwe ontwikkeling in dit verband. Shell investeert al in fossiel LNG, daarop kunnen deze initiatieven in Bio-LNG meeliften. LNG en bio-LNG bestaan uit dezelfde moleculen, met het verschil dat bio-LNG is ontstaan uit kortcyclische biomassa. Een vrachtwagen op diesel in de stad geeft roet en fijne stofdeeltjes af en geeft geluidsoverlast. Een vrachtwagen op Bio-LNG niet of veel minder. De aandrijver van deze vorm van biobased economy is niet biobased of biobased energy, en ook niet het benutten van GFT en/of andere biomassa. De aandrijver is dan schone lucht in de stedelijke omgeving.”

 

Achtertuin

‘Ik vind het belangrijk dat studenten betrokken zijn bij de bovenstaande dilemma’s die in de maatschappij spelen’, aldus de lector. ‘Zij horen al tijdens de studie te weten wat er speelt in de achtertuin van onze scholen. Gezamenlijk moeten wij ons afval gaan zien als grondstof. Burgers, overheden en bedrijven zijn daar voor nodig.’

De akkerbouwbodem is volgens Raap ook een belangrijk aandachtspunt in de biobased economy. De bodem is de voortbrenger van de gewassen, dus de vruchtbaarheid en de ecologische aspecten zijn van belang. Op sommige locaties is de bodem dusdanig verarmd dat er nauwelijks bodemleven over is. ‘Weidevogels hebben het moeilijk en het is onterecht de roofvogels daarvoor op hun donder te geven. Het komt door de veranderende bodemecologie. En heeft dat met de biobased economy te maken? Jazeker; het is een belangrijk randeffect.’

In de visie van Raap moet biomassa zo ver mogelijk benut worden, dus geraffineerd naar producten en energie, en dat wat overblijft, moet teruggebracht worden naar de akker voor de bodemdiversiteit. ‘De vraag hoe de verschillende overheden dat moeten aanpakken, moet snel beantwoord worden.

Elke gemeente bijvoorbeeld heeft de mond vol over duurzaamheidsambities. Verschillende Brabantse gemeenten willen in de periode tussen 2040 en 2050 CO2-neutraal zijn. Dan gaan de huidige studenten bijna met pensioen. Willen wij als samenleving dat soort ambities waarborgen, dan moeten wij elk jaar weer kijken wat de vorderingen zijn. Daar worden “as we speak” afspraken over gemaakt met de gemeente en ook Avans speelt daarin een rol door op dit domein praktijkopdrachten uit te voeren met en via studenten.’

 

Sexy biopolymeren

Een van de onderwerpen die zeer in trek is bij studenten – vooral omdat het sexy is, aldus Raap – is het ontwikkelen en produceren van biopolymeren, bijvoorbeeld voor de automobielindustrie. ‘Studenten worden ook enthousiast bij de zoektocht naar alternatieven voor de PET-fles van biopolymeren via aromatische verbindingen of lignine. Dat vinden ze geweldig interessant. Maar wat als je die flesjes biobased maakt, mag je ze na gebruik dan wel in de berm donderen? Daar wordt het spannend. Moeten dat soort producten vanuit het milieubesef wel biobased zijn? Als bijvoorbeeld drinkflessen goed worden ingezameld, al of niet via statiegeld, en worden hergebruikt, is het toch geen probleem als deze op basis van fossiele plastics zijn geproduceerd? De biobased economy en de circular economy overlappen af en toe, maar de benadering is vaak ook duidelijk verschillend.

 

“What the hek”

Raap voert via het lectoraat, dus ook via de docenten die daarin participeren in de kenniskring, samen met groepen van studenten onderzoeksprojecten uit. Energieconversieparken (ECP), een van de projecten, is het afgelopen jaar afgerond. ‘Alle onderzoeken waarin Avans participeert, worden uitgevoerd om kennis te vergaren die wij zeer snel kunnen laten afdalen in het onderwijs. Wij richten ons als hbo expliciet op toegepast onderzoek. In het geval van ECP wordt bekeken hoe je energiestromen in een bepaalde regio kunt cascaderen. Met het handboek onder de arm willen wij regionale stakeholders benaderen om te kijken waar deze parken gerealiseerd kunnen worden. Er zijn veel voorbeelden, op gemeentelijk nivo, maar ook tussen bedrijven, waterschappen, afvalbedrijven en bijvoorbeeld land- en tuinbouw. Ik zie daarbij een regierol voor de overheid, en het onderwijs kan als hefboom fungeren. Jammer genoeg denken nog te veel partijen in beperkingen. Ik zeg wel eens “what the hek”. Je moet verder denken dan je eigen hek, waarbij ik dus de kadastrale grens van de inrichting bedoel. Want daar zit de crux. Wij willen allemaal graag samenwerken en benoemen dat ook, maar als het er op aankomt, zitten wij vast aan onze eigen vertrouwde grenzen. Loslaten zou een oplossing kunnen zijn.’