Lees verder

De vragen:

  1. Verliezen de individuele clusters (Source B. en Biobased Delta) niet hun eigen karakter door een (verregaande) samenwerking?
  2. Wat zullen de eerste concrete resultaten zijn van de samenwerking?
  3. Moet de samenwerking tussen Source B en BBD niet breder worden getrokken, richting de andere windstreken in Nederland?

Willem Sederel:

 

  1. ‘De beoogde samenwerking op Zuid-Nederlandse schaal komt voort uit de noodzaak om versnippering van schaarse middelen tegen te gaan en samen te werken aan een beperkt aantal programma’s en projecten die er echt toe doen en dus prioriteit hebben. We hebben een drietal hoofdlijnen gedefinieerd, te weten groene grondstoffen (inhoudsstoffen), agro & food reststromen en groene bouwstenen inclusief bio-aromaten voor nieuwe materialen, coatings en chemie. Met dit in het achterhoofd is het duidelijk dat Biobased Delta en Source B elkaar in toenemende mate (positief) zullen beïnvloeden, maar niet hun eigen karakter zullen verliezen. Biobased Delta zal vooral, maar niet uitsluitend gefocust zijn op het traject in de waardeketen van biomassa tot bouwsteen, terwijl Source B zich vooral, maar niet uitsluitend, zal richten van bouwsteen tot materialen. Ook op het terrein van de plantinhoudsstoffen kan er vruchtbaar worden samengewerkt waarbij de clusters met aangesloten partners hun eigen focus en identiteit behouden. Zo ligt het voor de hand dat in de Biobased Delta aquatische biomassa voor inhoudsstoffen van groot belang is.’
  2. ‘Op zeer korte termijn zoeken we naar een aantal projecten die we gezamenlijk kunnen indienen voor de vrijval van de oude EFRO-periode. De tijd hiervoor is extreem kort en we zien dit dan ook als een bonus voor de samenwerking. De eerste concrete resultaten zullen het gezamenlijk ontwikkelen van de roadmaps zijn voor groene grondstoffen, agro & food reststomen en groene bouwstenen. Deze moeten voor het eind van het jaar gereed zijn. Hierin zullen de belangrijkste programma’s en projecten moeten passen voor de periode 2015-2020 voor Biobased Zuid-Nederland.’
  3. ‘De samenwerking wordt al breder getrokken. Beide clusters hebben op 19 mei in Düsseldorf de Letter of Intent van BIG-C (samenwerking tussen Vlaanderen-Nederland en Noordrijn-Westfalen, red.) ondertekend. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat Biobased Delta en Source B zich, gezamenlijk met andere Europese clusters, verbinden om grote projecten te kunnen realiseren die via Horizon 2020 en andere bronnen mede gefinancierd kunnen worden.’

 

Emmo Meijer:

 

  1. ‘Beide clusters blijven werken vanuit eigen kracht en identiteit. Dit heeft alles te maken met de aard van het bedrijfsleven, de aanwezige kennisinfrastructuur en ligging, waardoor er herkenbare verschillen zijn in focus en aanpak. Voor Source B is een speerpunt het verbinden van Greenport Venlo, de Chemelot campus, de HAS (Venlo) en de Universiteit Maastricht. Hier liggen unieke mogelijkheden voor biobased initiatieven rond agro, chemie, materialen en gezondheid. Business cases waarin bedrijfsleven en kennispartners in ketenbenaderingen – van agrarische grondstof tot hoogwaardige eindproducten – met elkaar worden verbonden, beginnen steeds meer vorm te krijgen. Het zal echter duidelijk zijn dat niet alle benodigde kennis in de regio voorhanden is en ook dat samenwerkingsverbanden van bedrijven en kennisinstellingen zich over de grenzen van regio’s kunnen en zullen uitstrekken. Vooral daar liggen de mogelijkheden voor samenwerking met Biobased Delta, maar zeker ook met Vlaanderen en NoordRijn-Westfalen.’
  2. ‘Het afstemmen van de ontwikkelagenda’s op Zuid-Nederlandse schaal. In dit kader kunnen snel concrete samenwerkingsmogelijkheden gesignaleerd worden en worden vertaald naar mogelijke samenwerkingsvormen. Ook in de profilering van het landsdeel Zuid-Nederland richting ‘Brussel’ is het van belang om samen op te treden.’
  3. ‘De aandacht moet eerst en vooral uitgaan naar het tot stand brengen van regionale successen op korte en middellange termijn. Dit is uitermate belangrijk voor de geloofwaardigheid van de biobased economy. Aanpalende regio’s zoals eerder aangegeven, kunnen daar om verschillende redenen (grondstoffen, kennis en bedrijfsleven) bij betrokken raken. Een verdere opschaling staat in eerste instantie niet hoog op de agenda, tenzij zich natuurlijk nieuwe mogelijkheden voordoen die succesvolle biobased initiatieven dichterbij brengen. Bijvoorbeeld een hechtere samenwerking met Wageningen UR zou hier goed in kunnen passen.’