Lees verder
“Het Bio-based Industries Consortium (BIC) neemt op basis van een heldere visie, samen met de Europese Commissie, deel aan het Bio-based Industries Initiative. Toch moet er altijd een zekere mate van flexibiliteit zijn. Om die reden zullen wij onze Strategic Innovation and Research Agenda (SIRA) bijwerken. Het belangrijkste is echter nog dat de vraag op de markt steeds bepalender zal worden.”
Lucien Joppen

Volgens Nelo Emerencia – verantwoordelijk voor de programmering binnen het BIC (72 industriële leden; 169 niet-industriële leden; met een bijdrage van € 2,7 miljard aan de totale begroting van het BBI van € 3,7 miljard) – leven we in een tijdperk van voortdurende verandering. Gelet op de huidige ontwikkelingen valt het niet mee om prognoses te maken, ook niet op de middellange termijn. “In 2012, toen het BIC tot stand werd gebracht, moesten we er erg hard aan trekken om het benodigde aantal private ondernemingen aan boord te krijgen. We moesten zorgen voor kritische massa. We zijn erin geslaagd uit diverse industriële sectoren bedrijven bijeen te brengen die bereid zijn te investeren in de ontwikkeling en inzet van duurzame waardeketens. Hierdoor kunnen we biomassa omzetten in verkoopbare producten met meerwaarde voor een breed scala aan markttoepassingen. In het begin was het lidmaatschap relatief heterogeen, met vertegenwoordigers uit de chemische, de bosbouw-, de agrovoeding-, de afval- en de energiesector. Toen het BIC net was opgericht, moest de SIRA alle betrokken partijen zien aan te spreken. Deze moesten hun kernactiviteiten kunnen terugvinden in de langetermijnagenda voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Dat was volstrekt logisch.”

Geen oceaanstomer

De oorspronkelijke SIRA was gericht op vijf waardeketens, die een weerslag vormden van voornoemde sectoren: de mobilisering en conversie van lignocellulose-houdende biomassa naar geavanceerde biobrandstoffen, biochemicaliën en biomaterialen; uitbreiding van de hoeveelheid producten met meerwaarde afkomstig uit de door de bosbouw geleverde biomassa; de ontwikkeling van nieuwe agrogebaseerde waardeketens door verbetering van de landbouwproductie en het genereren van nieuwe producten en markten met meerwaarde; de conversie van momenteel ongebruikte afvalstromen naar waardevolle producten; en tot slot de integratie van bioraffinaderijen voor energie, pulp en chemicaliën door middel van duurzame productie van bio-energie gericht op de productie van componenten met meerwaarde.

“Gedurende dit proces hebben wij actoren uit andere industriële sectoren weten te betrekken, zoals de voedsel verwerkende sector, de aquatische/mariene sector en de sector voor CO2-gebruik”, aldus Emerencia: “Hieruit blijkt dat het BIC geen oceaanstomer of een supertanker met een relatief vaststaande ‘lading’ is, die behoorlijk wat tijd nodig heeft om van koers te veranderen. Wij kunnen flexibel en snel genoeg handelen om deze en andere partijen aan boord te halen en onze visie bij te stellen en tegelijk op koers te blijven.”

Investeren in Europa

Vanaf het begin van het BBI-programma heeft de nadruk gelegen op technologische ontwikkeling en opwaardering, met als doel de ‘opbouw’ van bedrijfsmogelijkheden binnen voornoemde waardeketens mogelijk te maken. Door bewezen technologieën te gebruiken en op te waarderen binnen demonstratie- en vlaggenschipprojecten kunnen er biogebaseerde waardeketens van biomassa tot aan de markt worden gecreëerd. Deze grote projecten, waarvoor reeds aanzienlijke investeringen zijn gedaan, maken de weg vrij voor verdere investeringen in een concurrerend, innovatief en duurzaam Europa.
BBI heeft momenteel vier gesubsidieerde vlaggenschipprojecten. Het eerste vlaggenschipproject van BBI is First2Run, dat een goed beeld geeft van de technologie, de gereduceerde ecologische voetafdruk en de economische haalbaarheid van de conversie van onderbenutte oliehoudende gewassen, zoals de conversie van kardoen afkomstig van marginale gronden naar chemicaliën, materialen en brandstoffen.

Vlaggenschipprojecten

“In eerste instantie waren wij uitgegaan van vijf vlaggenschipprojecten tot 2020, bedoeld voor nieuwe producten waarvan is gebleken dat ze qua kosten kunnen concurreren met producten op basis van fossiele brandstoffen. Door de call van 2016 hebben we er inmiddels al zes”, aldus Emerencia: “We hadden zelfs meer projecten kunnen hebben, als we meer financiële middelen hadden gehad. Om de financieringsmogelijkheden voor voortreffelijke projecten uit te breiden, vergroten wij de samenwerking met regio’s in geheel Europa. In dat opzicht hebben wij memoranda van overeenstemming ondertekend met ERRIN en het Vanguard Initiative en gaan we partnerschappen aan met onder andere de zes modeldemonstratieregio’s en biogebaseerde regionale clusters in Polen en Finland. De samenwerking met deze regio’s zal ons helpen in heel Europa biogebaseerde industrieën op te zetten.

Markttoegang

“Nu we goede vooruitgang boeken met de integratie van biomassa en de ontwikkeling en opwaardering van technologie, moeten we zorgen voor markttoegang voor biogebaseerde producten”, zegt Emerencia.
Daarom is het BIC, behalve dat het actoren werft uit overige/meer industriële sectoren en probeert uit te breiden naar Midden- en Oost-Europa, actief op zoek naar merkeigenaren die zich willen aansluiten. Merkeigenaren kunnen de biogebaseerde waardeketens helpen de vereiste hoogwaardige biogebaseerde producten te leveren met specifieke prestatiemogelijkheden die voldoen aan de vraag op de markt. Merkeigenaren hebben mogelijk ook rest- of zijstromen van hun processen, die met behulp van biogebaseerde industrieën veel beter zouden kunnen worden benut dan momenteel het geval is.

Gedreven door vraag en aanbod

“Om al deze redenen en ook met het oog op de recente beleids- en regelgevingsontwikkelingen, moeten we de SIRA aanpassen”, aldus Emerencia: “De oorspronkelijke SIRA was meer georiënteerd op biomassa/aanbod. De aandacht ging daarbij sterk uit naar technologische ontwikkeling. Deze aanpak vormde ook een weerslag van de toestand van de industrie in die tijd. Diverse merkeigenaren hebben echter strategieën uitgewerkt met ambitieuze doelstellingen op het vlak van duurzaamheid. De verbruikers zijn zich meer bewust geworden van het effect van consumptiegoederen op het milieu. Anders gezegd, de eindmarkten komen dichterbij en worden een ware partner in duurzame waardeketens. Om die reden zal onze nieuwe SIRA het volgende marktperspectief omvatten: welke producten en/of functionaliteiten zijn nodig voor de vastgestelde toepassingen? Deze speculaties werpen in de waardeketen hun ‘schaduw terug’ tot bij de biomassa. Deze biomassa kan agro-, bosbouw- of aquatisch gebaseerd zijn, dan wel afkomstig zijn van bioafval of gasvormige stromen zoals CO2.”

Outperformance op basis van levenscyclusanalyse

Op de vraag wat de meest veelbelovende businesscases voor de nabije toekomst zijn, aarzelt Emerencia of hij wel specifieke voorbeelden moet noemen: “Op het moment hebben de ‘drop-in’ biogebaseerde chemicaliën het moeilijk vanwege de lage prijs voor ruwe aardolie. Om de vergelijkbare kosten en effecten te berekenen, moet je een levenscyclusanalyse verrichten. Dit is nog niet consequent gebeurd, maar zodra dat wel het geval is, zou wel eens kunnen blijken dat drop-in biogebaseerde producten kunnen concurreren met hun fossiele equivalenten. Voor biogebaseerde chemicaliën met meer en betere functionaliteiten, die beter presteren dan fossiele chemicaliën,  bestaat een markt. FDCA (2.5-furaandicarbonzuur voor de productie van polyesters zoals PEF (polyethyleenfuranoaat)) doet het bijvoorbeeld goed op de markt, niet in de laatste plaats vanwege de betrokkenheid van bedrijven voor consumentengoederen met een hoge omloopsnelheid en grote chemische bedrijven voor de productie, marketing, verkoop en distributie op mondiale schaal.”