Lees verder
De as Stenden Hogeschool- Windesheim (en bijbehorende faciliteiten, initiatieven) is nu een COCI , een belangrijk innovatieknooppunt voor de Nederlandse chemie. Voortaan gaat de regio verder onder de naam Green Pac (polymer application), wat gelijk de focus van de activiteiten in een catchy naam vervat.
Lucien Joppen

De COCI’s (Centres for Open Chemical Innovation, zie kader) spelen een instrumentele rol in het streven van de chemie om haar internationale concurrentiepositie te verbeteren. Daarbij komt ook de regionale component om de hoek kijken. Immers, gebieden hebben van oudsher sectoren die zich in de loop der jaren sterk hebben ontwikkeld. Vaak zijn om deze industrieën allerlei faciliteiten aanwezig, zoals de benodigde infrastructuur, toeleveranciers en onderwijsinstellingen die nauw verweven zijn met de bedrijvigheid. Jan Jager (API Institute): ‘In de driehoek Emmen- Coevorden-Hoogeveen zijn veel bedrijven gevestigd, grote spelers maar ook mkb-bedrijven, die rubbers, synthetische garens en kunststoffen ontwikkelen en produceren. Met het Applied Polymer Innovations Emmen (API Institute,voortgekomen uit Diolen Industrial Fibers) staat er al een volwaardig onderzoeksinstituut.’

 

Kunststoffen, vezels, composieten

Vandaar dat de Regiegroep Chemie (zie kader COCI) de regio ook op het oog had als centrum voor innovatie op gebied van kunststoffen, vezels en composieten. Jager: ‘Rein Willems (de toenmalige voorzitter van de Regiegroep, red.) gaf tijdens de opening van het Polymer Science Park in Zwolle al aan dat een COCI-status voor deze domeinen een goede optie zou zijn. Met andere woorden, het is niet zo dat wij vinden dat we het verdienen, maar dat de Regiegroep onderkent wat de competenties in de regio zijn.’ De nadruk op de bovenstaande domeinen kwam, zoals Jager aangeeft, niet uit de lucht vallen gezien de aanwezigheid van bedrijven en kennis- en onderzoeksinstellingen. Ook hebben Windesheim en Stenden Hogeschool sinds 2013 de krachten gebundeld in het Centre of Expertise Smart Polymeric Materials. Patrick Bemelmans, directeur Techniek van Stenden Hogeschool: ‘Het CoE SPM sluit naadloos aan op een van de speerpunten van de Topsector Chemie. Binnen het CoE werken we aan nieuwe materialen, waarbij we ons vooral richten op alternatieven voor fossiele grondstoffen. De kracht van het Centre schuilt in de nauwe verbinding tussen onderzoek en praktijk.’

 

COCI /iLab-combo

Zowel Jager als Bemelmans benadrukken dat de COCI-status het resultaat is van een nauwe samenwerking tussen Stenden, Windesheim, het bedrijfsleven en de provincies. Jager: ‘Als Stenden of Windesheim apart een aanvraag hadden ingediend, was er geen COCI toegekend. Het gaat om de meerwaarde die in de combinatie van de verschillende activiteiten wordt gerealiseerd. Ook hebben de provincies, met name Drenthe en Overijssel, een grote rol gespeeld bij de aanvraag.’ Tegelijkertijd met de COCI-status heeft de regio ook een iLab gekregen. In de aankondiging voor de officiële bekendmaking staat zelfs COCI/ iLab. Bemelmans verduidelijkt: ‘COCI is niet een concrete lokatie, maar een kwaliteitslabel van de Regiegroep Chemie dat aangeeft dat een bepaalde regio meer dan voldoende in huisheeft om in een bepaald deelgebied van de chemie te excelleren. De connectie met het iLab is heel hecht. In een iLab wordt interessant onderzoek gevaloriseerd, vaak door start-ups. Dit is meer lokatiegebonden, in ons geval dicht aanleunend tegen het Polymer Science Park in Zwolle. In het COCI-gedeelte kunnen deze bedrijven hun producten opschalen. Daar hebben ze faciliteiten, vergunningen, ondersteuning e.d. nodig die een iLab niet kan bieden. Dat kunnen ze op meerdere lokaties doen, onder meer op Emmtec in Emmen.’

 

Fokker

De focus van de COCI/iLab-combinatie in het noordoosten ligt zoals gezegd op de drie domeinen: (groene) kunststoffen, (groene) vezels en biocomposieten. Jager: ‘In het eerste traject staat het ontwerpen en verwerken van (biobased) kunststoffen centraal. Bedrijven in de regio, waarvan een groot deel levert aan de bouwsector, zijn geïnteresseerd om biobased producten te maken, maar willen weten hoe deze kunststoffen zich houden in de verwerking. We kijken naar processen als spuitgieten en 3D-printen, maar ook naar procesoptimalisering om energie en materialen te besparen.’ Met het beschikbaar komen van biobased of bio-afbreekbare kunststoffen kunnen ook biobased vezels en garens voor verschillende toepassingen worden geproduceerd. Jager: ‘Dat kunnen textiele garens zijn, maar ook technische- en tapijtgarens. Een goed voorbeeld is bio-PET dat kan worden verwerkt in garens voor veiligheidsgordels of garens voor biobased tapijten. De laatste optie kan bijvoorbeeld worden gecommercialiseerd in tentoonstellingstapijt.’ Naast de garens zal ook de rol van natuurlijke vezels (hennep, vlas, brandnetel e.d.) in biocomposieten worden onderzocht. In het derde domein staat onderzoek naar en ontwikkeling van thermoplastische composieten centraal. Momenteel werkt de kunststofindustrie veel met thermohardende materialen die verhoudingsgewijs goedkoop zijn, maar die wel het milieu belasten, Thermoplasten zijn duurder, maar zijn wel duurzamer en hebben betere materiaaleigenschappen, waardoor ze vaak in high-end oplossingen worden gebruikt. ‘Industrieën als automotive of aviation willen hun processen en producten verduurzamen. Zij zijn op zoek naar nieuwe oplossingen, dat merken we ook in de praktijk, bijvoorbeeld in gesprekken met partijen als Fokker of toeleveranciers aan de automotive sector.’