Lees verder
De suikerfermentatiestudie van Deloitte leidde eind 2014 tot verheugde reacties in 'biobased Nederland'. Het toonde immers de potentie van Nederland in een krachtig internationaal speelveld. Recent heeft de studie een vervolg gekregen met een nieuw rapport, weer van Deloitte, over de sterktes en zwaktes van de Biobased Delta.
Edwin van Gastel

Ondertussen heeft de Biobased Delta de handschoen opgepakt een plan de campagne vastgesteld. Een actiedocument, onder de noemer ‘Interne Agenda’, vormt de leidraad voor het verzilveren van kansen. Een gesprek met Willem Sederel (Biobased Delta), Willem Vaessen (Deloitte) en Albert Markusse (Suiker Unie).

Willem Vaessen, director bij Deloitte Consulting, had de leiding bij het opstellen van het rapport dat de Biobased Delta evalueert. ‘Met de studie laten wij zien dat de regio uitstekend gepositioneerd is op het gebied van biobased grondstoffen, producten en bioraffinage. Is dat nieuws? Nee. Waar onze fermentatiestudie (gepubliceerd in september 2014, red.) namelijk ook voor de insiders verrassende zaken opleverde, is dat nu niet het geval. Voor investeerders en internationale stakeholders in de biobased economy van buiten de regio is het echter nieuw. Bij hen wordt de Biobased Delta met deze studie op de kaart gezet.’

‘De uitkomsten van het rapport zijn de bevestiging van de uitstekende uitgangspositie van de regio’, stelt ook Willem Sederel (directeur Biobased Delta) tevreden vast. ‘Met name de beschikbaarheid van biomassa door de eigen grondstofpositie op basis van suikerbieten en andere geïmporteerde biomassastromen in de diepzeehavens, komen als een onderscheidende sterkte naar voren. Van groot belang, want in de komende vijf jaar worden de regio’s en clusters in de wereld bepaald waar in de komende decennia grootschalige biobased economy zijn beslag gaat krijgen. Men moet niet om ons heen kunnen vanwege de grote sterktes die er zijn.’

Vraaggestuurde ontwikkeling

In de komende jaren is het volgens Sederel tijd om snel de kansen om te zetten in concrete en haalbare business cases. ‘Dat moet leiden tot meer procescapaciteit voor groene bouwstenen, zowel met gebruikmaking van biokatalyse – enzymatische omzetting en fermentatie – als meer groene chemische katalyse waar ook nog steeds grote vooruitgang wordt geboekt. De bouwstenen dienen om de juiste duurzame producten en materialen te produceren voor brand owners die hier om vragen. Zo ontstaat vraaggestuurde ontwikkeling van nieuwe waardeketens die de basis vormen van de nieuwe biobased economy.’

Sederel beseft dat het rapport van Deloitte ook laat zien dat er nog ruimte voor verbetering is. ‘Met name op het gebied van de arbeidsmarkt, nieuwe mensen opleiden voor de volgende economie, moet nog veel gebeuren. Hetzelfde geldt voor regulering, onnodige barrières moeten worden weggenomen, de vraag moet worden gestimuleerd en een level playing field zal moeten worden geschapen.’

Interne Agenda

Op zijn beurt is Vaessen van plan om de studie internationaal breed te delen. ‘En dat begint bij ons eigen bedrijf. Bij Deloitte werken meer dan 200.000 mensen en ons bedrijf is actief in tal van sectoren. Niet alleen in de agrosector, maar ook in de chemie en bij brand owners als Nike, Procter & Gamble en IKEA. Dit laatste bedrijf heb ik recent geattendeerd op de uitkomsten van de studie, omdat ze volop bezig zijn met een zeer ambitieus programma om over te gaan naar het gebruik van 100 procent biobased en gerecycleerde materialen. De Biobased Delta is als regio het schoolvoorbeeld van een ecosysteem. Er zijn in de afgelopen jaren clusters van bedrijven geformeerd die samenwerken in de biobased economy. Het rapport toont tegelijkertijd aan dat het zaak is om door te pakken. Zo hebben wij vlak voor het zomerreces om tafel gezeten met een aantal ondernemingen, waaronder Clariant, DSM, KWS, SABIC en Suiker Unie, en hebben gezamenlijk twee specifieke, belangrijke chemicaliën bekeken. Het doel? Samen met midden- en kleinbedrijven als Novomer en GI Dynamics de stap zetten naar het creëren van een goede business case en productiecapaciteit voor bioraffinage.’

Vaessen spreekt ook over de ‘Interne Agenda’, een document dat is opgesteld door de stakeholders in de Biobased Delta naar aanleiding van het Deloitte-rapport. ‘Met het document hebben de partijen zich de vraag gesteld “en wat nu?”. Een goede uitgangspositie is immers mooi, maar nu is het zaak die te verzilveren. Hiertoe zijn vijf centrale thema’s geformuleerd: het optimaliseren van interne samenwerkingsverbanden, het uitwerken van business cases, de betrokkenheid van de overheid, de productiecapaciteit en het koppelen van verschillende groene bouwstenen. Op het eerste punt is al flink progressie gemaakt en verder vind ik het vierde en vijfde punt zeer belangrijk. Als regio heeft de Biobased Delta momenteel wel de pilot plants in Delft en Gent voor fermentatieontwikkeling. Dit betekent dat bedrijven bijvoorbeeld niet hun bietenmoes of -sap in Canada of Amerika hoeven laten valideren of de micro-organismen het juiste product kunnen maken. Maar het creëren van voldoende commerciële productiecapaciteit is cruciaal om de boot niet te missen. Ten aanzien van het koppelen en versterken van verschillende innovatieve bouwstenen geldt dat diverse partijen bij elkaar moeten komen om de drie hoofdstappen – preprocessing, conversie/fermentatie en recovery – als geheel te optimaliseren. Zo kun je tot een sluitende business case komen.’

Sterke trekker

‘Er moet in dat kader één sterke trekker zijn, want iedereen heeft een eigen agenda’, concludeert Vaessen. ‘Dat kan Cargill, DSM, SABIC of een ander bedrijf zijn dat zegt “wij willen de stap naar grootschalige productie voor de biobased economy maken”. Vervolgens kun je vrij snel samen een goede business case optuigen. Het zal daarbij in het geval van bioraffinage gaan om een fabriek met multiple inputs en outputs. De visie van een single product facility – met een biomassastroom en een eindproduct – is op de lange termijn verkeerd. Je moet weliswaar de business case uitwerken per product casus, maar uiteindelijk moet je toe naar bioraffinage met enkele producten die een hoger volume kennen en enkele producten met een hogere toegevoegde waarde. In de traditionele petrochemische industrie is men ook bij 0 begonnen en is een enorme leercurve doorgemaakt dankzij onder meer procesintegratie en -intensivering. Dat gaat bij bioraffinage ook gebeuren. Wat dat betreft kan de regio tevreden zijn als in de komende 2 à 3 jaar een consortium onder bijvoorbeeld de leiding van een bedrijf als SABIC, Cargill of IKEA wordt gevormd, de business case geformuleerd is en men klaar is om de eigenlijke investeringen te realiseren.’

‘The Biobased Delta – Where agro meets chemistry’ in het kort

In het rapport ‘Biobased Delta, a globally competitive region for developing biobased business’ heeft Deloitte een viertal kansrijke ‘suikerregio’s’ op een rijtje gezet: Noordwest-Europa, de Verenigde Staten, Thailand en Brazilië. Het rapport is een uitvloeisel van de eerdere fermentatiestudie (september 2014) waarin Deloitte onderzoek deed naar de concurrentiepositie van gewassen in Noordwest-Europa op de internationale afzetmarkt van producten die door fermentatie zijn verkregen.

In het nieuwste rapport vergelijkt Deloitte Nederland, België, Frankrijk en Duitsland en de clusters Biobased Delta, Noordrijn-Westfalen en Noord-Frankrijk. De Biobased Delta gooit in het rapport hoge ogen op de zes gehanteerde criteria, waarbij Nederland enkel op onderdelen 2 en 5 (kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt) niet als hoogste scoort:

  1. Handelsklimaat: het vestigingsklimaat wordt als stabiel ervaren, het gevolg van minimale risico’s op gebied van veiligheid, belasting, financiën en politieke inmenging.
  2. Arbeidsmarkt: deze is internationaal georiënteerd door de taalvaardigheid van Nederlanders. Wel wordt de afhankelijkheid van managers met internationale werkervaring hoger beoordeeld dan bij de concurrerende regio’s.
  3. Fysieke infrastructuur: deze wordt gewaardeerd als ‘extreem hoog’. Zowel het wegen- als waternetwerk en de kwaliteit en betrouwbaarheid van het telecomnetwerk.
  4. Wet- en regelgeving: Nederland wordt gekenmerkt door haar transparante overheid en klimaatvriendelijke belastingbeleid met veel ruimte voor investeringen en een lage belastingdruk op winst.
  5. Kennisinfrastructuur: de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek en de bijbehorende kennisinstellingen is gelijk met de andere regio’s. Wel zijn er meer octrooiaanvragen.
  6. Utilities: de nutsbedrijven en energie-infrastructuur worden gekwalificeerd als adequaat en efficiënt. De toegang tot water is verzekerd en goed beheerd.

‘Grote launching customer om vliegwiel te laten draaien’

Albert Markusse, CEO van SuikerUnie, toont zich content met de uitkomst van de nieuwste Deloitte-studie. ‘Ik ben verheugd dat steeds meer partijen de kansen zien van de biobased ontwikkelingen in Zuidwest-Nederland. De basisinfrastructuur is aanwezig en eigenlijk is deze fantastisch. Er is chemische technologie, agribusiness, opleidingsinstituten, onderzoeksinstellingen. Stuk voor stuk zaken die kunnen bijdragen aan de biobased economy. Bovendien zijn de bedrijven en andere stakeholders bereid om samen te werken, integraal met zijn allen, maar ook op bilaterale en projectbasis.’

Markusse is ook verheugd dat de interesse van de chemie in het suikermolecuul toeneemt. ‘We gebruiken al honderden jaren suiker in de foodsector en verwachten dat de chemische sector steeds meer het suikermolecuul als grondstof gaat zien. Dat de overheid deze ontwikkelingen stimuleert, is positief. Ik hoop ook dat deze een steentje bijdraagt om een grote launching customer in de regio te krijgen en zo het vliegwiel aan het draaien te krijgen. Cosun en Suiker Unie zien ook de kansen en zijn bereid hierin mee te investeren.’

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Biobased Delta.