Lees verder
De maatschappelijke druk om te stoppen met het gebruik van biomassa voor de energieproductie groeit. Het beeld van hele bossen die 100 jaar nodig hebben om te groeien en vervolgens in een oogwenk in biomassacentrales verbranden, spreekt tot de verbeelding van het grote publiek. Wat kunnen we er aan doen?
Pierre Gielen

Biomassa ‘afbranden’ is makkelijk. Makkelijker dan een genuanceerde discussie aangaan over top- en resthout, koolstofschuld, leveringszekerheid, meervoudige verwaarding en een horizon die vele malen verder weg ligt dan de zittingstermijn van een doorsnee politicus. Misvattingen, simplificaties en emoties beheersen het debat. Waarbij wetenschappelijke studies te pas en te onpas worden gebruikt om de eigen opvattingen te ‘framen’ en te onderstrepen.

Martin Junginger, professor Biobased Economy aan de Universiteit Utrecht, heeft er een uitgesproken mening over: “Wat in de studies staat en wat politici daarover roepen in de media, staat soms haaks op elkaar. We zien daar de laatste tijd heel interessante voorbeelden van.”

Zo werd in diverse media op basis van een recente studie van DNVGL beweerd dat de bijstook van biomassa funest is voor het klimaat en milieu. “Als je biomassa gebruikt om aardgas te vervangen voor warmte, komt er twee keer zoveel stikstof vrij, dat klopt. Maar is dat significant? De hele energiesector veroorzaakt slechts 0,3% van de stikstof-uitstoot in Nederland .De verwachte vervanging van aardgas door biomassa tot 2030 zorgt voor ongeveer 0,015% meer stikstof. En als je biomassa in kolencentrales bijstookt komt er geen extra stikstof vrij.”

Veelzijdige oplossing

Volgens Junginger is biomassa geen ‘silver bullet’ die het klimaat op wonderbaarlijke wijze zal redden. “Elektriciteit uit wind en zon is veel goedkoper geworden. Biomassacentrales kunnen daar economisch niet meer mee concurreren. Tot het een paar dagen windstil is en bewolkt. Dan hebben we een probleem. Je moet dus een back-up hebben en daarvoor is biomassa uitstekend geschikt. Het is in Nederland en mondiaal ook nog steeds de grootste vorm van duurzame energie. Het is een veelzijdige oplossing, want je kan er ook geavanceerde transportbrandstoffen en warmte van maken. Laten we vooral zinniger en beter gebruik van biomassa maken.”

Daarmee doelt Junginger ook op de inzet van biomassa voor materialen en chemicaliën. “We moeten een sterke biobased industrie opzetten, waarin we bouwstoffen en chemicaliën uit biomassa halen. Het probleem daarbij is alleen, dat het nu geen CO2-credits oplevert. Zelfs als je met een LCA aantoont dat een houten huis of een bioplastic fles bijvoorbeeld 50% broeikasgasemissies bespaart, krijg je daar geen subsidie voor. Voor bio-energie wel.”

Tegenstanders roepen dan ook dat de miljardensubsidie op bio-energie moet verdwijnen. Junginger: “Nee, we kunnen beter kijken naar een extra subsidie voor bioplastics of biobased bouwen. Bijvoorbeeld om fabrieken van de grond te krijgen die PEF uit hout in plaats van PET uit aardolie maken. Laten we dan maar een forse CO2-heffing op het gebruik van fossiele brandstoffen invoeren om het te bekostigen, en niet alleen voor de industrie. Dan wordt de benzine aan de pomp maar duurder. Mobiliteit is nu eenmaal verantwoordelijk voor 18% van de totale uitstoot. En elke verandering doet pijn.”

Slimme prijsprikkels

In het verleden zijn er wel eens stemmen opgegaan om cascadering verplicht te stellen, zodat energie, materialen en chemie elkaar niet hoeven te beconcurreren. Daarvan is Junginger geen voorstander. “In de praktijk werken slimme prijsprikkels gewoon het beste. Aan een boom verdien je vele malen meer door er planken van te maken, dan door hem te pelletiseren voor bio-energie. En lignine kan nu ook bitumen in asfalt vervangen. Dat levert naar verwachting meer op dan het te verbranden. Als je de prijsprikkels slim maakt, regelt de markt het zelf. En oud hout kun je dan nog steeds voor energie gebruiken.”

Biomassa bijstoken is een tijdelijke oplossing. De subsidie stopt in 2027. Wat overblijft, is een efficiënte infrastructuur voor de toelevering van biomassa, die voldoet aan de strengste duurzaamheidscriteria: FSC-certificering, aandacht voor voldoende koolstofsinks in de bossen, bodemkwaliteit, biodiversiteit en bescherming van natuurgebieden. Al die duurzame stromen kunnen worden ingezet als feedstocks voor bijvoorbeeld de chemische industrie. En dat is belangrijk om ook na 2030 of 2050 de emissievermindering nog decennia lang en misschien wel honderden jaren vast te houden. Zo kan biomassa ook ná de bio-energie een blijvende, zinnige bijdrage leveren aan het tegengaan van klimaatverandering.

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met RWE.