Lees verder
“De mondiale paradigmaverschuiving van oliegebaseerde naar biogebaseerde materialen vormt een unieke kans voor Europa om een toonaangevende en concurrerende bio economie te verwezenlijken, en als continent te profiteren van belangrijke economische, milieutechnische en maatschappelijke voordelen.” De Bio-Based Industries Joint Undertaking speelt een centrale rol bij deze transitie. Agro&Chemistry vroeg executive director Philippe Mengal naar de uitdagingen in het recente verleden en in de toekomst.
Lucien Joppen

Mijnheer Mengal, wat is uw rol binnen BBI JU en heeft deze organisatie zich in de juiste richting ontwikkeld?

“Nou, ik doe dit werk sinds oktober 2015. Mijn eerste doelen waren het opzetten van de organisatie, het samenstellen van het team en het implementeren van tools, methodologieën en processen. Verder het organiseren en promoten van de BBI JU en de tweede call voor voorstellen, alsmede het waarborgen van het beheer van de projectportfolio. Dit is allemaal met succes afgerond en nu levert BBI JU al de eerste resultaten op. We hebben een sleutelrol als katalysator voor de ontwikkeling van een duurzame biogebaseerde industrie in Europa. We worden gezien als een van de meest toekomstgerichte initiatieven in het kader van Horizon 2020 en we willen de beste besteding van publieke gelden van alle gezamenlijke initiatieven in de EU realiseren.”

Wat zijn de specifieke doelen van BBI JU?

“Het ontwikkelen van duurzame en concurrerende biogebaseerde industrieën in Europa, op basis van geavanceerde bioraffinaderijen die hun biomassa op duurzame wijze inkopen. De specifieke doelstellingen zijn: eerst nieuwe technologieën laten zien zodat we de leemte in bestaande waardeketens kunnen dichten met concrete en goed geïdentificeerde toepassingen en markten; dan bedrijfsmodellen ontwikkelen waarin alle economische actoren in de waardeketen zijn opgenomen, en tot slot op commerciële schaal toonaangevende bioraffinaderijen opzetten om ervoor te zorgen dat investeringen in bioraffinaderijen binnen de EU blijven en dat ze rechtstreeks bijdragen aan de inzet van biogebaseerde industrieën.”

Is het publiek-private samenwerkingsmodel nuttig voor het realiseren van deze doelen?

“BBI gaat in wezen over het afbouwen van investeringsrisico’s, zodat gezamenlijke financiële verbintenissen en collectief geformuleerde programma’s tot stand kunnen worden gebracht door financiële middelen uit private en publieke sectoren samen te brengen in een gemeenschappelijk platform. Het gaat erom dat financiële middelen, doelstellingen en strategieën op één lijn komen. Wat ontbrak was een kritieke omvang op Europees niveau in termen van schaal van activiteiten, excellentie en potentieel voor innovatie. De sector is gefragmenteerd omdat ze niet goed georganiseerd is. Organisaties en bedrijven zijn niet gewend om samen te werken met andere industrieën en geografische regio’s. De meeste industriële sectoren werkten als silo’s. Fragmentatie heeft ook te maken met geografie, zoals de locaties van grondstoffen die misschien niet gecentraliseerd zijn, of potentiële bioraffinaderijen die geen verbinding hebben met een geschikte toeleveringsketen of na transformatie niet dicht bij de eindgebruiker van de biogebaseerde eindproducten zijn.”

Kan Europa concurreren met andere werelddelen als het gaat om het opzetten van een volwassen biogebaseerde industrie die concurrerend is in termen van R&D en productie op industriële schaal? Draagt BBI JU bij aan dit doel?

“Ten eerste komen publiek-private samenwerkingen niet alleen in Europa voor. Op andere continenten worden soortgelijke strategieën toegepast, bijvoorbeeld in Noord Amerika. Het is belangrijker om ons te richten op onze sterke kanten in plaats van op onze zwakke punten. Europa is altijd excellent geweest in het ontwikkelen van wetenschappen en technologieën in verschillende sectoren en met name in biogebaseerde industrieën. We hebben wereldwijd toonaangevende bedrijven op het gebied van sleuteltechnologieën van de industriële biotechnologie. Maar als we kijken naar de investeringen in grote bioraffinaderijen die passen bij een grootschalige inzet van biogebaseerde productie, was Europa een achterblijver in de mondiale race vergeleken met Noord-Amerika, Brazilië of China. Deze grote landen hebben omvangrijke bronnen van biomassa en profiteren van R&D-investeringsprogramma’s plus een sterke politieke wil om de bio-economie te laten groeien. Zo verklaarde Barack Obama tijdens zijn tweede ambtstermijn dat de bio-economie een belangrijke aanjager is van innovatie en economische groei in Amerika. Brazilië zegt duidelijk dat het ’s werelds nummer één wil worden in de bio-economie. Europa heeft de potentie om mee te dingen naar de deze ‘kroon’, maar wij (d.w.z. publieke en private ondernemingen) moeten samenwerken met andere sectoren om zo commerciële waardeketens op ons continent te ontwikkelen. Als we dat doen, is Europa weer in de race om de sterkste biogebaseerde industrie te worden en zelfs toonaangevend te worden op bepaalde gebieden en in bepaalde waardeketens.”

Is de BBI JUI, in termen van geografische vertegenwoordiging, een echt pan-Europees initiatief of zijn bepaalde landen of regio’s sterker vertegenwoordigd dan andere?

“Zoals te verwachten met een nieuw programma, was de ontvangst groter in sommige lidstaten en geassocieerde landen die al in de positie verkeerden dat ze konden profiteren van de eerste calls van het programma. De BBI JU is een pan Europees ‘inclusief’ programma dat samenwerkt met lidstaten, regio’s en gebieden die over een enorm potentieel beschikken voor het ontwikkelen van de biogebaseerde industrieën. Het doel is nu om de participatie van landen, regio’s en belanghebbenden in het BBI JU-programma uit te bouwen en te komen tot volledige benutting van het potentieel van de EU. De Europese regio’s en steden gaan een steeds grotere rol spelen bij de invoering van de bio-economie naarmate ze de mogelijkheden voor ontwikkeling van een lokale bio economie beter leren kennen. Als regio’s initiatieven steunen met een sterk beleid op het gebied van regionale bio economie, kunnen ze innovatie mogelijk maken door industrie en onderzoeksinstellingen samen te brengen. Regio’s kunnen de noodzakelijke steun en infrastructuur stimuleren die nodig is om te profiteren van lokale natuurlijke bronnen en regionale kwaliteiten en mogelijkheden.”

De eerste projecten van BBI JU zijn in 2015 van start gegaan. Kunt u al iets zeggen over successen of is het daarvoor nog te vroeg?

“Nee, in het geheel niet. Er zijn voorbeelden van nieuwe biokunststoffen, biosmeermiddelen en cosmetische bestanddelen. Voor de nabije toekomst (2020) leggen we de lat hoog: tien nieuwe biogebaseerde waardeketens, vijf nieuwe bouwstenen op basis van biomassa van Europese origine, vijftig nieuwe biogebaseerde materialen ontwikkeld (TRL3), gevalideerd (TRL 4-5) of aangetoond (TRL 6-7-8) met BBI-projecten. Bovendien hopen we dat we tegen die tijd dertig nieuwe aangetoonde ‘consumentenproducten’ op basis van biogebaseerde chemicaliën en materialen op de markt hebben gebracht. Voorlopig zal onze grootste uitdaging voor 2017 zijn dat we de organisatie op volle kracht kunnen laten draaien met een verviervoudigde projectportfolio, goed voor meer dan 60 lopende projecten. Het allerbelangrijkst wordt de call van 2017, waarvoor de onderwerpen eind 2016 bekend worden gemaakt. De call opent in april 2017 met een Open InfoDay in Brussel op 28 april 2017. Begin volgend jaar wordt de herziene SIRA (Strategic Innovation and Research Agenda) gepubliceerd. Dat zal BBI JU een richtsnoer bieden voor onderwerpen van onze calls voor voorstellen in de komende drie jaar. De nieuwe SIRA wordt door de industrie zelf aangestuurd en richt zich op gebieden die de industrie beschouwt als geschikt voor opname van de zogeheten blauwe (aquatische biomassa) bio-economie en bruine (afval) bio economie.”