Lees verder
Voor de voedselproductie gelden in Europa spelregels op het terrein van milieu. Maar anders dan voor de productie van biobrandstoffen, gelden er geen strenge duurzaamheidseisen rondom de uitstoot van broeikasgassen en landgebruik, zoals die voor biobrandstoffen wel bestaan. Toch is dit hard nodig om ook in de toekomst de snel groeiende wereldbevolking te kunnen blijven voeden en tegelijkertijd broeikasgasemissies te beperken.
Merlijn Wessels*

Dit is de kern van het recente advies ‘Verduurzaming Voedselsector’ van de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa. De Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties heeft berekend dat er in 2050 circa 70 procent meer voedsel moet worden geproduceerd om de groeiende wereldbevolking te voeden. Daarvoor is mondiaal en regionaal echter een beperkte hoeveelheid land beschikbaar. Daarnaast is voedselproductie ook deels verantwoordelijk voor verlies aan biodiversiteit, vervuiling van water en uitputting van bodems. Dorette Corbey, voorzitter van de adviescommissie: ‘Het is dus essentieel dat land duurzaam en efficiënt wordt benut. Binnen de landbouwsector gebeurt op dat terrein al veel, ook via de Europese landbouwpolitiek en milieurichtlijnen. Maar tegelijkertijd staat de sector voor de opgave om ook de impact op het klimaat aanzienlijk te verminderen: een kwart van de uitstoot van broeikasgassen wordt veroorzaakt door de landbouw. Verduurzaming van de sector is mogelijk, maar tegelijk een enorme uitdaging.

Duurzaamheidseisen voor álle gewassen

De Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa, ook wel de ‘Commissie Corbey’ genoemd, is ingesteld door het ministerie van Infrastructuur & Milieu in 2009. De Commissie Corbey wil ertoe bijdragen dat Nederland de kansen benut die de ontwikkeling van een biobased economy biedt, zoals verduurzaming van de landbouw, de energie- en de chemiesector. In hun recente advies ‘Verduurzaming Voedselsector’ bepleit de commissie de duurzaamheidscriteria die verplicht zijn voor biobrandstoffen, ook toe te passen op de voedselsector. Corbey: ‘Duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen zijn nodig om ongewenste neveneffecten te voorkomen: zoals het kappen van tropische bossen. Maar verreweg het grootste deel van de geproduceerde palmolie of maïs komt niet in de benzinetank maar in de voedselketen terecht. Daarom is het veel effectiever om duurzaamheidseisen te formuleren voor alle maïs, voor alle palmolie – kortom: voor álle gewassen ongeacht de toepassing.’

Alleen vrijwillige initiatieven niet voldoende

Er zijn inmiddels al veel private initiatieven om de voedselproductie te verduurzamen en er zijn belangrijke en aansprekende nichemarkten gecreëerd voor duurzame voedselproducten. Hoe waardevol ook, deze initiatieven dragen volgens de commissie op de langere termijn onvoldoende bij aan de noodzakelijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, landgebruik of uitputting van bodems.
Corbey: ‘Dat komt doordat duurzaam voedsel nu nog vaak duurder is dan niet-duurzaam voedsel. Consumenten zijn in toenemende mate bereid te betalen voor diervriendelijkere producten, maar broeikasgassen en landgebruik spreken minder tot de verbeelding. Duurzaam produceren is daardoor in de praktijk van veel boeren niet mogelijk of heel moeilijk. Om duurzaam voedsel uit de nichemarkten te halen, is een ambitieuze overheid nodig. Een overheid die voedselleveranciers die duurzaam produceren ondersteunt door een markt te creëren voor duurzaam voedsel.’

Wanneer is voedsel duurzaam?

Eerste stap hierbij is het vaststellen van doelstellingen en het invullen van duurzaamheidscriteria: Wanneer is voedsel duurzaam? Hoeveel broeikasgassen mag een kilo biefstuk of een kilo graan met zich meebrengen? Corbey: ‘Veel mensen weten niet dat een stukje kipfilet gemiddeld twee keer zoveel uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt als een vegetarische burger, een biefstuk zelfs negen keer zoveel!’
De Commissie Corbey stelt in haar advies ook voor om hier verandering in te brengen: ‘De uitstoot kan veel lager door beter om te gaan met mest of door te kiezen voor minder langeafstandstransporten. Om voedsel te produceren is naar schatting gemiddeld twintig keer zoveel energie nodig als het aan calorieën oplevert. Ook dat kan minder. Door reststromen effectiever te benutten of door betere logistiek. Duurzaam voedsel verbruikt in ieder geval aanzienlijk minder energie, verspilt geen water en zorgt dat bodems niet uitgeput raken. Om rundvlees te produceren, is ruim 20 keer zoveel land nodig als voor een vleesvervangend product. Land is schaars, daarom moet efficiënt landgebruik deel uitmaken van duurzaamheidscriteria.’

Voedselleveranciers betrekken

Tweede stap die de commissie bepleit, is om voedselleveranciers te vragen een toenemend deel duurzaam voedsel op de markt te brengen. Dat maakt de businesscase voor duurzame productie in de landbouwsector mogelijk. Corbey: ‘Net zoals leveranciers van benzine en diesel biobrandstoffen bijmengen, zo zouden alle voedselproducenten hun aandeel duurzaam geproduceerd voedsel geleidelijk moeten verhogen. Dat kan bijvoorbeeld in de vleessector door een bepaald percentage plantaardige eiwitten bij te mengen in reguliere vleesproducten, bijvoorbeeld in worst, of door de biefstukproductie, of een deel daarvan, aantoonbaar duurzamer te maken.’

Duurzame boer is koning

Door de bepleite aanpak ontstaat vanzelf een markt voor duurzaam voedsel, zo is de gedachte. Grote zuivelfabrikanten, koekjesfabrieken, vleesverwerkers moeten op zoek naar agrariërs die duurzaam met hun land omgaan, naar veehouders die de broeikasgasuitstoot aantoonbaar verminderen. Sommigen doen dit al, maar op beperkte schaal. Wanneer er een steeds groter aandeel duurzaam op de markt gebracht moet worden is de duurzame boer koning, niet de multinational die zo goedkoop mogelijk grondstoffen inkoopt. Deze aanpak opent de weg naar nieuwe vormen van landbouw omdat investeringen in kwaliteit renderen: de businesscase voor duurzaam wordt beter. Corbey: ‘Op termijn zal duurzaam helemaal niet duurder zijn. Het gaat ten slotte om efficiënte, maar de aanloopkosten kunnen hoog zijn.’

Nu stappen zetten

Bedrijfsleven en kabinet kunnen en moeten nu stappen zetten, vindt Corbey. Bijvoorbeeld via het bestaande samenwerkingsverband ‘Alliantie Verduurzaming Voedsel’. ‘We zijn met de Alliantie in gesprek over hoe ons voedseladvies kan bijdragen aan verdere verduurzaming van de voedselsector. Maar ook inzet op Europees niveau is nodig. Als coördinator van het EU Bioeconomy Panel adviseer ik de Europese Commissie. In het advies ‘biomass supply’ vragen we de Europese Commissie om voor alle toepassingen van biomassa gelijkwaardige criteria te hanteren. Nederland kan hierin een mooie voortrekkersrol vervullen vanwege zijn uitstekende kennis op het gebied van landbouw, biochemie en logistiek en de sterke agrofoodsector.’

* In opdracht van RVO Nederland