Lees verder
Door het loslaten van de melkquotering en de groei van de zuivelsector dreigt de melkveehouderij door het zogenaamde fosfaatplafond te schieten. Hoog tijd om de mestverwerkingscapaciteit op te schroeven en versterkt in te zetten op andere, meer lucratieve opties om mest te verwaarden.
Lucien Joppen

Fosfaten, lees de zuurresten van fosfor, vormen een belangrijk onderdeel van kunstmest. Ze bevorderen de energiehuishouding in een plant waardoor het zonlicht beter wordt omgezet. Fosfaat heeft echter ook een nadelige invloed op het milieu omdat het algengroei kan veroorzaken en de groei van bepaalde wassen kan afremmen.

Fosfaat is ook een eindige grondstof. Deze wordt voornamelijk gewonnen in de VS, China en Algerije en de voorraden zullen naar verwachting over 70 tot 100 jaar zijn uitgeput. Kortom, het is raadzaam om efficiënter om te gaan met fosfaten.

Nu heeft de EU een zogenaamd fosfaatplafond ingesteld voor de landbouwsectoren van haar lidstaten. In Nederland heeft de primaire sector in totaal 173 miljoen kTon per jaar te ‘besteden’. Let wel, dat zijn alle fosfaten in de waardeketen, van het voer (de input) tot de houderij (het proces) en de zuivelproducten (het product).

Uitbreiding capaciteit

Elke deelsector heeft zijn eigen plafond. De melkveehouderij heeft een fosfaatplafond van 85 miljoen kTon, bijna de helft van het totaal. Varkens- en pluimveehouderij nemen respectievelijk 30 en 20 procent van het volume in. Nu schuilt de pijn van het plafond met name in de melkveehouderij, een sector die sterk in het oosten en het noorden van ons land is vertegenwoordigd. Immers, de varkenshouderij zit nog steeds in een dip en zal eerder krimpen dan groeien: minder dieren en daarom minder fosfaatgebruik. In de pluimveesector is gekozen voor een centrale verwerking op de Moerdijk, waarbij de mest wordt verbrand en omgezet in electriciteit. Tevens worden mineralen als fosfor en kalium teruggewonnen uit de as.

Een dergelijke centrale verwerking ontbreekt in de melkveehouderij. Daar komt bij dat de melkveehouderij, door het wegvallen van de quotering, haar capaciteit aanzienlijk zal uitbreiden en dat dit aanzienlijk sneller zal gebeuren dan verwacht.

Vervelende gesprekken

‘De verwachting was dat we, met maatregelen om fosfaatgebruik te reduceren, binnen het fosfaatplafond zouden blijven, ook met de verwachte capaciteitsuitbreiding. Omdat deze maatregelen tijd kosten, hadden we een horizon tot 2020’, stelt Dirk-Siert Schoonman (LTO Noord). ‘Nu blijkt dat dat de groei van de sector sneller gaat dan verwacht. Dat betekent dat de melkveehouderij door het fosfaatplafond dreigt te schieten. Volgens de laatste raming van het CBS kwam de melkveehouderij in 2014 al vervaarlijk dicht bij het fosfaatplafond. Schiet de sector door het plafond, dan heeft de staatssecretaris al aangegeven dat er vervelende gesprekken volgen. Concreet betekent dit dat de overheid strikter gaat reguleren op het issue dierrechten. Kortom, we zullen twee dingen moeten realiseren: op korte termijn het opschroeven van de mestverwerking en op langere termijn het optimaal hergebruiken van de energiewaarde en de mineralen in de mestfractie.’

Met ‘we’ doelt Schoonman op de gehele waardeketen van de melkveehouderij. Deze is ook vertegenwoordigd in de Strategiegroep Mest, waar, naast LTO Noord, ook BIC-ON, BEON, Royal Friesland Campina, Rabobank Noord- en Oost-Achterhoek en ForFarmers zijn betrokken.

Integrale aanpak nodig

Een integrale aanpak van de ‘mestproblematiek’ is volgens Schoonman ‘the only way to go’. Immers, fosfaatgebruik loopt als een rode draad door de value chain. ‘Er zijn verschillende invalshoeken om het fosfaatissue aan te pakken. Op korte termijn, zoals gezegd, moet de mestverwerkingscapaciteit omhoog. Dat is echter niet de economisch meest interessante optie. Het indrogen en tot korrels terugbrengen en vervolgens exporteren is, mede door de logistieke kosten, een negatieve business case.’

Het opschroeven van de mestverwerking is wel een oplossing aan het eind van de keten. Een betere optie is om fosfaatgebruik terug te laten nemen om überhaupt minder over te houden aan het eind. ‘Er zijn een aantal knoppen waaraan we kunnen draaien: aan de voerkant, de houderij en de terugwinning/verwerking’, aldus Schoonman.

De sector heeft een limiet (4,5 gram fosfor per kilo voer) gesteld, die wellicht nog aangescherpt moet worden. Duidelijk is wel dat runderen meer fosfor binnenkrijgen dan ze kunnen verwerken. Vandaar dat de intake via veevoer omlaag kan.

Eendenkroos

Dat kan op verschillende manieren. Zo onderzoekt ForFarmers of het het fosfaatgehalte in het veevoer terug kan dringen. Dat kan onder meer door alternatieven, bijvoorbeeld eendenkroos, te gebruiken in plaats van soja, een veelgebruikt gewas voor feed. Dit zijn wel oplossingen voor de lange termijn. Een andere optie is een efficiëntere productie van ruwvoer in Nederland, waardoor minder diervoeder (en fosfaat) geïmporteerd hoeft te worden.

Een oplossing voor de korte, middellange termijn ligt besloten in de melkveehouderij zelf. ‘De melkquotering leidde nog wel eens tot – wat ik maar even voor het gemak noem – ad hoc management. Boeren die enkele maanden voor de quoteringsperiode er achter kwamen dat over hun quotum dreigden te gaan en versneld afscheid namen van de minder productieve koeien. Ik begrijp het wel, maar het betekent wel dat het fosfaatgebruik per dier niet optimaal is. Immers, in de eerste twee levensjaren gebruikt het dier verhoudingsgewijs veel fosfaat en geeft het nog geen melk. Als een dier langer productief is, ook al is het niet het meest productieve dier, dan wordt de fosfaatinput over een langere periode “afgeschreven”.’

Gouden bergen

Vanzelfsprekend is er ook de eerder genoemde ‘mestknop’. Zoals gezegd is acute actie geboden in de verwerkingscapaciteit. Op de iets langere termijn moet meer gekeken worden naar meer elegante oplossingen, waarbij de interessante fracties, lees stikstof, kali, fosfaat en magnesium, worden teruggewonnen. Vervolgens kan daar kunstmest van worden gemaakt. Het is niet alleen een economische en een technische uitdaging, maar ook een politieke weg – regelgeving die het proces faciliteert – die zal moeten bewandeld, aldus Schoonman. ‘Er zijn verschillende partijen die op dit gebied actief zijn. Sommigen beloven de boeren gouden bergen, maar vaak ontbreekt een transparant plaatje. Vandaar dat we als strategiewerkgroep een duidelijk pad uit willen stippelen om zo ook voldoende kritische massa te realiseren. Dat betekent ook dat we kansrijke initiatieven financieel en anderszins kunnen ondersteunen. Welke dat zijn? Dat is vertrouwelijk. Het opzetten van ketens die een langdurige samenwerking aangaan, is – toegegeven – een hele uitdaging. Het gaat niet alleen om garanties over aanvoer van mest, prijsniveau’s, maar ook om regelgeving en het verlenen van vergunningen. Het gaat om een structurele aanpak en geen ad hoc beleid. Ik heb het idee dat de zuivelsector, de boeren incluis, daar inmiddels rijp voor is.’