Lees verder
In Europa zijn er al vele bedrijven actief binnen de Biobased Economy en er wordt volop onderzoek gedaan om op een duurzame manier nóg meer waarde te creëren uit biomassa. Maar hoe staat de Biobased Economy ervoor buiten Europa? Studenten van HAS Hogeschool werkten samen met bedrijven en instituten in Brazilië, Guatemala en de Filipijnen om meer waarde te creëren uit lokale reststromen.
Mieke van Eerten-Jansen

Recyclen en nuttig gebruik van proceswater in de koffieoogst in Minas Gerais, Brazilië

Inge Pistorius, student Milieukunde, deed onderzoek naar het recyclen en nuttig gebruik van water tijdens de oogst van koffiebonen. Haar stage werd uitgevoerd bij EPAMIG, de landbouwonderzoeksorganisatie van de staat Minas Gerais in Brazilië, en vormde onderdeel van het Living Lab Brazil programma.

Living Lab Brazil is een samenwerkingsverband van Nederlandse en Braziliaanse onderwijs- en onderzoeksinstellingen dat zich richt op uitwisseling van student- en stafuitwisseling op het gebied van innovaties in de Biobased Economy, en het gezamenlijk uitvoeren van toegepast onderzoek.

Tijdens de oogst van koffiebonen wordt gemiddeld 8 liter water verbruikt om 1 L ruwe koffiebonen te produceren. Dit water wordt onder meer verbruikt om geoogste koffie te sorteren en te zuiveren. Via installatie van een eenvoudige buffer- en decanteertank kan het proceswater opgevangen worden, een eerste zuivering ondergaan en vervolgens teruggevoerd worden in het (na-oogst) verwerkingsproces van ruwe koffiebonen. Analyse toonde verder aan dat het water bruikbare nutriënten bevat die gebruikt kunnen worden als organische meststof in de koffieteelt. Inge’s onderzoek liet zien dat door middel van relatief eenvoudige technieken, het waterverbruik tijdens de koffieoogst teruggebracht kan worden met een factor vier tot vijf.

Valoriseren koffiepulp in Guatemala

Sofie Herbstreit, student International Food & Agribusiness, onderzocht de haalbaarheid van biogas productie of pyrolyse van koffiepulp. Ze werkte hierbij samen met koffieproducent La Merced (86 ha, 5 Mt coffee/yr) en koepelorganisatie ANACafé.

Momenteel wordt koffiepulp gecomposteerd en gebruikt als meststof. De koffiepulp wordt verspreid over het veld en slib uit de afvalwaterinstallatie wordt over de pulp verspreid om de composteertijd te verkorten – van 45 naar 20 dagen – en om geuroverlast te minimaliseren. De gecomposteerde pulp wordt dan in zakken opgeslagen tot het gebruikt wordt als meststof.

Koffiepulp kan met pyrolyse omgezet worden in kool en bio-olie. Deze kunnen verkocht worden, of gebruikt als meststof of voor het produceren van elektriciteit. Voor pyrolyse moet de pulp een drogestof gehalte hebben van 85% (verse koffiepulp heeft 25% droge stof). De pulp zou aan de zon kunnen worden gedroogd. Met 40% pyrolyse efficiëntie (droge stof naar kool) en een prijs van $11 US/kg kool, kan pyrolyse jaarlijks zorgen voor $2250-2800 US extra inkomsten.

Als koffiepulp wordt omgezet in biogas, dan kan er jaarlijks maximaal 222 m3 biogas geproduceerd worden. Deze hoeveelheid biogas is echter erg laag en daarom niet economisch rendabel.

Ondanks dat La Merced een grote koffieproducent is voor Guatamalese begrippen, is het volume van de koffiepulp te klein voor economische haalbaarheid van pyrolyse en productie van biogas.

Paddenstoelen groeien op rijststro in Filipijnen

Ruud Speijer, student International Food & Agribusiness, deed onderzoek naar manieren om rijststro te hergebruiken bij het International Rice Research Institute (IRRI) in de Filipijnen. Momenteel wordt rijststro verbrand, waarbij er veel broeikasgassen en fijnstof worden uitgestoten. Zijn onderzoek richtte zich op het hergebruik van rijststro als voedingsbodem voor kleinschalige paddenstoelenkweek.

In zijn onderzoek onderzocht Ruud de perceptie van boeren om met kleinschalige paddenstoelenkweek aan de slag te gaan. Ondanks dat boeren weten van de mogelijkheden om paddenstoelen te groeien op rijststro, verbrandde de helft van hen 75-100% van hun rijststro (n=39). De boeren hebben geen adequate kennis en hebben geen financiële middelen om op eigen kracht paddenstoelen te kweken. 83% van de boeren wilde echter met het IRRI samenwerken om dit op touw te zetten.

Ruud heeft verder meegewerkt aan het ontwikkelen van een kleinschalige paddenstoelen ‘Grow kit’ en het berekenen van de business case. Het was mogelijk om op kleine schaal ongesteriliseerde paddenstoelen te kweken op rijststro. Om uit de kosten te komen voor de boeren moet echter de paddenstoelen productie worden verviervoudigd.

Hergebruik van rijststro is een steeds populairder wordend thema. Zowel bedrijven als onderzoeksinstellingen investeren steeds meer in toepassingen van rijststro. Het IRRI heeft voor 3 jaar financiering gekregen om toepassingen van rijststro te onderzoeken.